1

Komt, laat ons samen Isrels HEER’,
Den rotssteen van ons heil, met eer,
Met Godgewijden zang ontmoeten.
Laat ons Zijn gunstrijk aangezicht,
Met een verheven lofgedicht,
En blijde psalmen, juichend groeten.

2

De HEER’ is groot, een heerlijk God,
Een Koning, die het zaligst lot,
Ver boven alle goôn, kan schenken.
Het diepst van ’s aardrijks ingewand,
Het hoogst gebergt’ is in Zijn hand;
’t Is al gehoorzaam op Zijn wenken.

3

Zijn is de zee; z’ is door Zijn kracht,
Met al het droge voortgebracht;
’t Moet alles naar Zijn wetten horen.
Komt, buigen w’ ons dan biddend neer;
Komt, laat ons knielen voor den HEER’,
Die ons gemaakt heeft en verkoren.

4

Want Hij is onze God, en wij
Zijn ’t volk van Zijne heerschappij,
De schapen, die Zijn hand wil weiden.
Zo gij Zijn stem dan heden hoort,
Gelooft Zijn heil- en troostrijk woord;
Verhardt u niet, maar laat u leiden.

5

Verhardt u niet; neemt Zijn genâ
Ootmoedig aan. Laat Meriba,
Laat Massa u ten afschrik wezen;
Waar ’k door uw vaders ben verzocht,
Toen alles, wat Mijn almacht wrocht,
Hen niet bewoog, om Mij te vrezen.

6

’k Heb aan dit volk, dat Mij vergat,
Een langen tijd verdriet gehad,
Ja, veertig jaar hun hoon verdragen,
En zei: “Dit volk dat steeds Mij sart,
Heeft een verdwaasd en dwalend hart;
’t Schept in Mijn wegen geen behagen”.

7

Dies heb Ik, door hun tergend kwaad
Op ’t hoogst vergramd, dit volk versmaad,
En met een duren eed gezworen,
Dat wegens zijn geschonden trouw
Het nooit Mijn rust genieten zou,
Die voor Mijn volk nog blijft beschoren.

WDogMQpUOiBQc2FsbSA5NTozCk06IEMKTDogMS80CkM6IGRvcmlzY2gKUzogwqkgMjAyNCAtIGxpdHVyZ2llLm51ClE6IDE0MAolJU1JREkgcHJvZ3JhbSAxNgpLOiBDbQpGMiBjMiBBMiBCMiBCIEEgRzIgRjIgejIKdzpaaWpuIGlzIGRlIHplZTsgeuKAmX5pcyBkb29yIFppam4ga3JhY2h0LApGMiBBIEIgYyBlIGQgZCBjMiB6Mgp3Ok1ldCBhbCBoZXQgZHJvLWdlIHZvb3J0LWdlLWJyYWNodDsKYzIgX2QgYyBCIEEgRyBGIEcyIEYyIHoyCnc64oCZdH5Nb2V0IGFsLWxlcyBuYWFyIFppam4gd2V0LXRlbiBoby1yZW4uCkEyIEEgQSBCMiBBIEcgRjIgRTIgejIKdzpLb210LCBidWktZ2VuIHfigJl+b25zIGRhbiBiaWQtZGVuZCBuZWVyOwpGMiBjIGMgQSBjIEIyIEEyIEcyIHoyCnc6S29tdCwgbGFhdCBvbnMga25pZS1sZW4gdm9vciBkZW4gSEVFUuKAmSwKYzIgQiBBIEcgRiBBIEIgRzIgRjIgejJ8XQp3OkRpZSBvbnMgZ2UtbWFha3QgaGVlZnQgZW4gdmVyLWtvLXJlbi4K

Onberijmde versie Psalm 95:1-11 (HSV) Bijbelvertaling aanpassen

  1. Kom, laten wij vrolijk zingen voor de HEERE,
    laten wij juichen voor de rots van ons heil.
  2. Laten wij Zijn aangezicht tegemoet gaan met een loflied,
    laten wij voor Hem juichen met psalmen.
  3. Want de HEERE is een groot God,
    ja, een groot Koning boven alle goden.
  4. In Zijn hand zijn de diepste plaatsen van de aarde
    en de toppen van de bergen zijn van Hem.
  5. Van Hem is ook de zee, want Híj heeft haar gemaakt,
    Zijn handen hebben het droge gevormd.
  6. Kom, laten wij ons neerbuigen en neerbukken,
    laten wij knielen voor de HEERE, Die ons gemaakt heeft.
  7. Want Hij is onze God
    en wij zijn het volk van Zijn weide
    en de schapen van Zijn hand.
    Heden, indien u Zijn stem hoort,
  8. verhard uw hart niet, zoals te Meriba,
    zoals in de dagen van Massa in de woestijn:
  9. daar stelden uw vaderen Mij op de proef,
    daar beproefden zij Mij, hoewel zij Mijn werk zagen.
  10. Veertig jaar heb Ik gewalgd van dit geslacht;
    Ik heb gezegd: Zij zijn een volk met een dwalend hart,
    en zíj kennen Mijn wegen niet.
  11. Daarom heb Ik in Mijn toorn gezworen:
    Mijn rust zullen zij nooit binnengaan!

Dichter:

Onberijmd: David, berijmd: Johannes Eusebius Voet

Samenvatting:

Deze psalm doet een dubbele oproep aan de gelovigen: aanbidt de HEERE (1-7a) en een oproep om Zijn heerschappij werkelijk te erkennen door te luisteren en te gehoorzamen.

Deze website is nog in ontwikkeling

Momenteel is deze website in bèta-versie beschikbaar. U kunt al wel gebruik maken van deze website. In de komende maanden worden moeilijke en verouderde woorden in de klassieke liturgische formulieren voorzien van uitleg. Help mee en ondersteun deze werkzaamheden.

Psalmen: 150 van 150
Formulieren: 0 van 8
Instrumentorgel
Zangwijzeritmisch
Snelheid100M50
BijbelvertalingHSV
Tekst17