Neig, o HEER’, Uw gunstig’ oren,
Om mij in mijn angst te horen.
’k Ben ellendig, diep in nood,
Gans van heul en hulp ontbloot;
Hoed mijn ziel, Gij zijt almachtig,
En ik ben Uw gunst deelachtig.
O mijn God, die mij aanschouwt,
Red Uw knecht, die U vertrouwt.
Wie toch is, als Gij, weldadig?
Wees mij dan, o HEER’, genadig;
Want mijn roepen en geklag
Klimt tot U den gansen dag.
Wil de ziel Uws knechts verblijden;
Ondersteun hem in zijn lijden;
Want ik hef mijn hart en oog,
Trouwe God, tot U omhoog.
HEER’, door goedheid aangedreven,
Zijt Gij mild in ’t schuldvergeven.
Wie U aanroept in den nood,
Vindt Uw gunst oneindig groot.
HEER’, neem mijn gebed ter oren;
Wil naar mijne smeking horen;
Merk naar Uw goedgunstigheên,
Op de stem van mijn gebeên.
’k Ben gewoon, in bange dagen,
Mijn benauwdheid U te klagen;
Gij toch, Die d’ ellenden ziet,
Hoort mij, en verstoot mij niet.
Heer’, wat goôn de heid’nen roemen,
Niemand is bij U te noemen;
Daden, als Uw grote daân,
Treft men nergens elders aan.
Al de heid’nen door Uw handen
Voortgebracht in alle landen,
Zullen tot U komen, Heer’,
Bukken voor Uw aanschijn neer,
En Uw Naam ter ere leven.
Gij zijt groot en hoogverheven;
Gij doet duizend wonderheên:
Gij zijt God, ja, Gij alleen.
Leer mij naar Uw wil te hand’len,
’k Zal dan in Uw waarheid wand’len;
Neig mijn hart, en voeg het saâm,
Tot de vrees van Uwen Naam.
Heer’, mijn God, ik zal U loven,
Heffen ’t ganse hart naar boven;
’k Zal Uw Naam en majesteit
Eren tot in eeuwigheid.
Want Uw goedheid, hoogstgerezen,
Hebt Gij dikwijls mij bewezen,
En mijn ziel, hoezeer verdrukt,
Uit het diepst van ’t graf gerukt.
O mijn God, de trotsaards spannen
Boos tezamen met tirannen,
Tot mijn dood en zielsverdriet.
Zij ontzien Uw hoogheid niet.
Maar Gij, Heer’, Gij zijt lankmoedig,
Zeer barmhartig, overvloedig
In genâ, die ons behoedt,
Groot van waarheid, eind’loos goed.
Wend U tot mijn ziel genadig;
Sterk Uw knecht, en geef weldadig
Ondersteuning aan den zoon
Uwer dienstmaagd, van den troon.
Doe een teken mij ten goede,
Dat mijn haters in hun woede
Mogen zien, hoe tot hun spijt,
Gij mij troost, en mij bevrijdt.
Deze bewijsteksten zijn ontleend aan de Bijbel in de Herziene Statenvertaling, © Stichting HSV 2010. Bijbelvertaling aanpassen
Onberijmd: David, berijmd: Johannes Eusebius Voet
Smeekgebed van David naar aanleiding van vervolging. Verzwakt en benauwd door zijn vijanden, smeekt Hij, onder lofprijzing, God om bewaring en verlossing.
Momenteel is deze website in bèta-versie beschikbaar. U kunt al wel gebruik maken van deze website. In de komende maanden worden moeilijke en verouderde woorden in de klassieke liturgische formulieren voorzien van uitleg. Help mee en ondersteun deze werkzaamheden.