1

Hoe lieflijk, hoe vol heilgenot,
O HEERder legerscharen God,
Zijn mij Uw huis en tempelzangen.
Hoe branden mijn genegenheên,
Om ’s HEEREN voorhof in te treên!
Mijn ziel bezwijkt van sterk verlangen;
Mijn hart roept uit tot God, Die leeft,
En aan mijn ziel het leven geeft.

2

Zelfs vindt de mus een huis, o Heer’,
De zwaluw legt haar jongskens neer
in ’t kunstig nest bij Uw altaren,
Bij U, mijn Koning en mijn God,
Verwacht mijn ziel een heilrijk lot;
Geduchte HEER’ der legerscharen,
Welzalig hij, die bij U woont,
Gestaag U prijst en eerbied toont.

3

Welzalig hij, die al zijn kracht
En hulp alleen van U verwacht,
Die kiest de welgebaande wegen.
Steekt hem de hete middagzon
in ’t moerbeidal, Gij zijt hun bron,
En stort op hen een milden regen,
Een regen, die hen overdekt,
Verkwikt en hun tot zegen strekt.

4

Zij gaan van kracht tot kracht steeds voort;
Elk hunner zal, in ’t zalig oord
Van Sion, haast voor God verschijnen.
Let, HEERder legerscharen, let
Op mijn ootmoedig smeekgebed.
Ai, laat mij niet van druk verkwijnen;
Leen mij een toegenegen oor,
O Jakobs God, geef mij gehoor.

5

O God, die ons ten schilde zijt,
En ons voor alle ramp bevrijdt,
Aanschouw toch Uw gezalfde koning.
Een dag is in Uw huis mij meer,
Dan duizend, waar ik U ontbeer;
’k Waar’ liever in mijn Bondsgods woning
Een dorpelwachter, dan gewend
Aan d’ ijd’le vreugd’ in ’s bozen tent.

6

Want God, de HEER’, zo goed, zo mild,
Is t’ allen tijd een zon en schild.
Hij zal genaad’ en ere geven;
Hij zal hun ’t goede niet in nood
Onthouden, zelfs niet in de dood,
Die in oprechtheid voor Hem leven.
Welzalig, HEER’, die op U bouwt,
En zich geheel aan U vertrouwt.

WDogMQpUOiBQc2FsbSA4NDo1Ck06IEMKTDogMS80CkM6IGlvbmlzY2gKUzogwqkgMjAyNCAtIGxpdHVyZ2llLm51ClE6IDE0MAolJU1JREkgcHJvZ3JhbSAxNgpLOiBECkQyIEEyIEcgRiBFIEQgRTIgRjIgejIKdzpPIEdvZCwgZGllIG9ucyB0ZW4gc2NoaWwtZGUgemlqdCwNCkYyIEIgQiBBIEYgQTIgRzIgRjIgejIKdzpFbiBvbnMgdm9vciBhbC1sZSByYW1wIGJlLXZyaWpkdCwNCkEyIEcgRiBFIEEgRyBGIEUyIEQyIHoyCnc6QWFuLXNjaG91dyB0b2NoIFV3IGdlLXphbGYtZGUga28tbmluZy4NCkQyIEYgRyBBMiBCMiBBIF5HIEEyIHoyCnc6RWVuIGRhZyBpcyBpbiBVdyBodWlzIG1paiBtZWVyLA0KRDIgRiBHIEEyIEIyIEEgXkcgQTIgejIKdzpEYW4gZHVpLXplbmQsIHdhYXIgaWsgVSBvbnQtYmVlcjsNCmQyIGMgQiBBMiBGMiBHIEEgQjIgQTIgejIKdzrigJlrfldhYXLigJkgbGllLXZlciBpbiBtaWpuIEJvbmRzLWdvZHMgd28tbmluZw0KQTIgQSBHIEYyIEIyIEEgRyBGMiB6Mgp3OkVlbiBkb3ItcGVsLXdhY2gtdGVyLCBkYW4gZ2Utd2VuZA0KRDIgRiBBIEUgRyBGMiBFMiBEMiB6MnxdCnc6QWFuIGTigJl+aWpk4oCZLWxlIHZyZXVnZOKAmSBpbiDigJlzfmJvLXplbiB0ZW50Lgo=

Onberijmde versie Psalm 84:1-13 (HSV) Bijbelvertaling aanpassen

  1. Voor de koorleider, op ‘De Gittith’; een psalm, van de zonen van Korach.
  2. Hoe lieflijk zijn Uw woningen,
    HEERE van de legermachten.
  3. Mijn ziel verlangt, ja, bezwijkt zelfs van verlangen
    naar de voorhoven van de HEERE;
    mijn hart en mijn lichaam
    roepen het uit tot de levende God.
  4. Zelfs vindt de mus een huis
    en de zwaluw haar nest,
    waarin zij haar jongen legt:
    bij Uw altaren,
    HEERE van de legermachten,
    mijn Koning en mijn God.
  5. Welzalig zijn zij die in Uw huis wonen,
    zij loven U voortdurend.
  6. Welzalig de mens van wie de kracht in U is
    – in hun hart zijn de gebaande wegen.
  7. Gaan zij door het dorre dal van de moerbeibomen,
    dan maken zij God tot hun bron;
    ook zal de regen hen overvloedig bedekken.
  8. Zij gaan voort van kracht tot kracht,
    zij zullen verschijnen voor God in Sion.
  9. HEERE, God van de legermachten, luister naar mijn gebed,
    neem het ter ore, o God van Jakob.
  10. O God, ons schild, zie
    en aanschouw het aangezicht van Uw gezalfde.
  11. Want één dag in Uw voorhoven
    is beter dan duizend elders;
    ik verkoos liever te staan op de drempel van het huis van mijn God
    dan lang te wonen in de tenten van de goddeloosheid.
  12. Want God, de HEERE,
    is een zon en een schild,
    de HEERE zal genade en eer geven,
    Hij zal het goede niet onthouden
    aan wie in oprechtheid zijn weg gaat.
  13. HEERE van de legermachten,
    welzalig de mens die op U vertrouwt.

Dichter:

Onberijmd: De zonen van Korach, berijmd: Johannes Eusebius Voet

Samenvatting:

Een psalm van de Korachieten over de pelgrimstocht naar Jeruzalem om in de tempel God te aanbidden. Het doel van het zingen van deze psalm is de vreugde van het opgaan naar Gods huis te koesteren en te laten zien welk voorrecht het is om een gast te zijn in Gods huis en dat goddeloosheid geen voordeel biedt dat zelfs maar in de verte vergelijkbaar is met de blijdschap en de vreugde van Gods huis.

Te zingen bij:

Deze website is nog in ontwikkeling

Momenteel is deze website in bèta-versie beschikbaar. U kunt al wel gebruik maken van deze website. In de komende maanden worden moeilijke en verouderde woorden in de klassieke liturgische formulieren voorzien van uitleg. Help mee en ondersteun deze werkzaamheden.

Psalmen: 150 van 150
Formulieren: 0 van 8
Instrumentorgel
Zangwijzeritmisch
Snelheid100M50
BijbelvertalingHSV
Tekst17