In d’ achtb’re Godsvergaderingen
Staat God, als Richter der gedingen.
Hij oordeelt over goed en kwaad,
in ’t midden van der goden raad.
Hoe lang zult gij van ’t richtsnoer wijken,
Een onrechtvaardig vonnis strijken,
En acht slaan op het aangezicht
Der goddelozen in ’t gericht?
Toont aller goden God te vrezen;
Doet recht aan armen en aan wezen,
Rechtvaardigt hem, die billijk klaagt,
Verdrukt of arm uw hulpe vraagt;
Verlost geringen uit hun lijden,
En wilt behoeftigen bevrijden,
Rukt z’ uit der goddelozen hand;
Gerechtigheid verhoogt een land.
Maar ach, hier is het recht vergeten;
Men heeft noch kennis noch geweten;
Men wandelt in de duisternis;
Het wankelt al, wat zeker is;
Dies ziet men ’s aardrijks grondvest beven
’k Heb wel voorheen u d’ eer gegeven,
Dat Ik u goden heb genoemd,
En als Gods kinderen geroemd.
Gij zult nochtans het leven derven,
En als gemene mensen sterven;
Eens storten van den stoel der eer
in ’t graf, als elk der vorsten, neer.
Sta op, o God, en wil ontwaken.
Ai, oordeel ’t aardrijk, richt de zaken;
Want Gij bezit op aard’ alom
De volkeren in eigendom.
Deze bewijsteksten zijn ontleend aan de Bijbel in de Herziene Statenvertaling, © Stichting HSV 2010. Bijbelvertaling aanpassen
Onberijmd: Asaf, berijmd: Hendrik Ghysen
Deze psalm van Asaf roept een beeld op van God als Opperrechter van alle volken, die aan iedereen rekenschap vraagt van de door Hem gegeven taak om op aarde recht te spreken.
Momenteel is deze website in bèta-versie beschikbaar. U kunt al wel gebruik maken van deze website. In de komende maanden worden moeilijke en verouderde woorden in de klassieke liturgische formulieren voorzien van uitleg. Help mee en ondersteun deze werkzaamheden.