1

Neem Isrels Herder, neem ter oren;
Die Jozefs kroost, door U verkoren,
Als schapen gunstig hebt geleid;
Die enen troon van heiligheid
U tussen cherubs hebt gesticht;
Verschijn weer blinkend met Uw licht.

2

Die glans straal’ Efraïm in d’ ogen;
Toon Benjamin Uw groot vermogen;
Verlos Manasse tot Uw eer.
Getrouwe Herder, breng ons weêr;
Verlos ons, toon ons ’t lieflijk licht
Van Uw vertroostend’ aangezicht.

3

Hoe lang, o HEERder legermachten,
Verwerpt Gij, toornig, onze klachten?
Hoe lang verlaat G’ ons in den nood?
Gij spijst Uw volk met tranenbrood;
Gij drenkt het in zijn jammerstaat,
Met tranen, uit een volle maat.

4

In ’t bitter leed, dat wij verduren,
Zien w’ ons aan onze nageburen;
Helaas, door U ten schimp gesteld,
Ons door hun twisten neergeveld.
Wij zien, daar ons hun haat vertreedt,
Hen spotten om ons harteleed.

5

Laat ons, o God der legermachten,
Niet vrucht’loos op Uw bijstand wachten.
Ga onzen haat’ren zelf tekeer;
Getrouwe Herder, breng ons weêr;
Verlos ons; toon ons ’t lieflijk licht
Van Uw vertroostend aangezicht.

6

Gij vondt in ons een welbehagen;
Gij bracht, o God, in vroeger dagen,
Uw wijnstok uit Egypteland
Gij Zelf hebt gunstig hem geplant,
Voor hem de volken uitgeroeid,
Hem plaats bereid, hem mild besproeid.

7

Hij heeft zijn wortels uitgeschoten;
De bergen werden door zijn loten,
Als waren ’t ceed’ren, overdekt;
Hij heeft zijn ranken uitgestrekt,
In zijnen bloei en frissen staat,
Tot aan de zee, tot aan d’ Eufraat.

8

Waarom hebt Gij zijn muur verbroken,
Hem van Uw zorg en hulp verstoken?
Men plukt, men trapt hem met den voet.
Het boszwijn heeft hem omgewroet;
Het wild gediert’ hem afgeweid;
Daar ’t zich door ’t ganse land verspreid.

9

Keer weer, o God der legermachten,
Tot ons, die op Uw bijstand wachten.
Zie uit den hogen hemel neer,
Herstel Uw wijnstok als weleer,
Den stam ter liefd’ Uws Zoons geplant,
Dien Gij gesterkt hebt door Uw hand.

10

Hij ligt verbrand en afgehouwen.
Als Gij verwoest, wie zal dan bouwen?
Uw hand zij over ’s mensen Zoon,
Dien G’ U gesterkt hebt tot den troon;
Zo leven wij, door U bevrijd,
Altoos aan Uwen dienst gewijd.

11

Behoud ons, HEERder legermachten,
Zo zullen w’ ons voor afval wachten;
Zo knielen w’ altoos voor U neer.
Getrouwe Herder, breng ons weêr;
Verlos ons, toon ons ’t lieflijk licht
Van Uw vertroostend aangezicht.

WDogMQpUOiBQc2FsbSA4MDoxMApNOiBDCkw6IDEvNApDOiBkb3Jpc2NoClM6IMKpIDIwMjQgLSBsaXR1cmdpZS5udQpROiAxNDAKJSVNSURJIHByb2dyYW0gMTYKRDIgRCBeQyBEIEYgRyBGIEUyIEQyIHoyCnc6SGlqIGxpZ3QgdmVyLWJyYW5kIGVuIGFmLWdlLWhvdS13ZW4uCkEyIEcgRSBHIEYgRCBGIEUyIEQyIHoyCnc6QWxzIEdpaiB2ZXItd29lc3QsIHdpZSB6YWwgZGFuIGJvdS13ZW4/CkEyIGMgZCBBMiBGMiBHIEcgQTIgejIKdzpVdyBoYW5kIHppaiBvLXZlciDigJlzfm1lbi1zZW4gWm9vbiwKQTIgYyBkIEEyIEYyIEcgRyBBMiB6Mgp3OkRpZW4gR+KAmX5VIGdlLXN0ZXJrdCBoZWJ0IHRvdCBkZW4gdHJvb247CkEyIGMgQiBBIEcyIEYyIEUgRjIgejIKdzpabyBsZS12ZW4gd2lqLCBkb29yIFUgYmUtdnJpamQsCl9CMiBHMiBBMiBGIEQgRzIgRTIgRDIgejJ8XQp3OkFsLXRvb3MgYWFuIFUtd2VuIGRpZW5zdCBnZS13aWpkLgo=

Onberijmde versie Psalm 80:1-20 (HSV) Bijbelvertaling aanpassen

  1. Voor de koorleider, op ‘De lelies’; een getuigenis, een psalm van Asaf.
  2. Herder van Israël, neem ter ore,
    U, Die Jozef als schapen leidt.
    U, Die troont tussen de cherubs,
    verschijn blinkend!
  3. Wek Uw macht op voor de ogen van Efraïm, Benjamin en Manasse
    en kom ons verlossen.
  4. O God, breng ons terug;
    doe Uw aangezicht lichten, dan zullen wij verlost worden.
  5. HEERE, God van de legermachten, hoelang zal Uw toorn branden
    tegen het gebed van Uw volk?
  6. U geeft hun tranenbrood te eten
    en laat hun tranen drinken uit een maatbeker.
  7. U hebt ons voor onze buren tot een bron van ruzie gemaakt,
    onze vijanden spotten onder elkaar.
  8. O God van de legermachten, breng ons terug;
    doe Uw aangezicht lichten, dan zullen wij verlost worden.
  9. U hebt een wijnstok uit Egypte uitgegraven,
    de heidenvolken verdreven en hém geplant.
  10. U hebt een plaats voor hem bereid
    en hem wortel doen schieten,
    zodat hij heel het land vulde.
  11. De bergen zijn met zijn schaduw bedekt geweest,
    zijn takken waren als machtige ceders.
  12. Hij breidde zijn ranken uit tot aan de zee,
    zijn jonge loten tot aan de rivier.
  13. Waarom hebt U een bres geslagen in zijn muren,
    zodat alle voorbijgangers op de weg hem leegplukken?
  14. Het zwijn uit het woud heeft hem losgewroet,
    het wild van het veld heeft hem afgegraasd.
  15. O God van de legermachten, keer toch terug;
    kijk neer uit de hemel en zie.
    Zie om naar deze wijnstok,
  16. de stam die Uw rechterhand geplant heeft,
    en dat om de Zoon, Die U voor Uzelf sterk gemaakt hebt.
  17. De wijnstok is met vuur verbrand, is afgekapt;
    Uw volk komt om door de bestraffing van Uw aangezicht.
  18. Laat Uw hand rusten op de Man van Uw rechterhand,
    op de Mensenzoon, Die U voor Uzelf sterk gemaakt hebt.
  19. Dan zullen wij ons niet van U afkeren;
    behoud ons in het leven, dan zullen wij Uw Naam aanroepen.
  20. HEERE, God van de legermachten, breng ons terug;
    doe Uw aangezicht lichten, dan zullen wij verlost worden.

Dichter:

Onberijmd: Asaf, berijmd: Genootschap Laus Deo, Salus Populo

Samenvatting:

Smeekgebed van Asaf in een tijd van tegenspoed. Het noordelijke rijk van Israël is door een vijand verwoest. De psalmdichter smeekt God om het volk weer zijn oude glorie te geven.

Te zingen bij:

Deze website is nog in ontwikkeling

Momenteel is deze website in bèta-versie beschikbaar. U kunt al wel gebruik maken van deze website. In de komende maanden worden moeilijke en verouderde woorden in de klassieke liturgische formulieren voorzien van uitleg. Help mee en ondersteun deze werkzaamheden.

Psalmen: 150 van 150
Formulieren: 0 van 8
Instrumentorgel
Zangwijzeritmisch
Snelheid100M50
BijbelvertalingHSV
Tekst17