1

Neem, o mijn volk, neem mijne leer ter oren;
Neig oor en hart, om naar mijn stem te horen;
’k Zal met mijn mond u wijze spreuken leren,
Verborgenheên, vanouds af waardig t’ eren.
Mij vloeit een schat van wijsheid uit den mond,
Gelijk een bron, die voortspringt uit den grond.

2

Verborgenheên, met diep ontzag te melden,
Die ons voorheên de vaderen vertelden,
Die wij, hun kroost, ook niet verbergen mogen,
Die stellen wij het nageslacht voor ogen;
Des HEEREN lof uit ’s lands historieblaân,
Zijn sterken arm en grote wonderdaân.

3

Want God heeft Zijn getuigenis gegeven
Aan Jakobs huis; een wet, om naar te leven,
Die Israël zijn nageslacht moet leren,
Opdat men nooit haar kennis moog’ ontberen;
God vordert, dat de naneef, eeuwenlang,
Van kind tot kind, dit onderwijs ontvang’.

4

Opdat z’ op God hun hope stellen zouden,
In ’t oog Zijn daân, in ’t hart Zijn wetten houden,
En nimmermeer weerspannig God verachten,
Verdraaid en krom, als vorige geslachten,
Wier hart niet was gericht naar Zijn gebod,
Wier geest niet was getrouw met hunnen God.

WDogMQpUOiBQc2FsbSA3ODoxCk06IEMKTDogMS80CkM6IGRvcmlzY2gKUzogwqkgMjAyNCAtIGxpdHVyZ2llLm51ClE6IDE0MAolJU1JREkgcHJvZ3JhbSAxNgpBMiBBMiBkMiBjIEEgYyBjIEIgQSBeRzIgQTIgejIKdzpOZWVtLCBvIG1pam4gdm9saywgbmVlbSBtaWotbmUgbGVlciB0ZXIgby1yZW47CkEyIEYgRCBBMiBBMiBjIEIgQSBkMiBeYyBkMiB6Mgp3Ok5laWcgb29yIGVuIGhhcnQsIG9tIG5hYXIgbWlqbiBzdGVtIHRlIGhvLXJlbjsKQTIgX0IgRyBBMiBGMiBHIEEgRCBGIEUyIEQyIHoyCnc64oCZa35aYWwgbWV0IG1pam4gbW9uZCB1IHdpai16ZSBzcHJldS1rZW4gbGUtcmVuLApBMiBCIGMgZDIgQTIgZCBkIGMgYyBCMiBBMiB6Mgp3OlZlci1ib3ItZ2VuLWhlw6puLCB2YW4tb3VkcyBhZiB3YWFyLWRpZyB04oCZfmUtcmVuLgpBMiBHMiBBMiBGIEQgQSBfQiBBMiBHMiBGMiB6Mgp3Ok1paiB2bG9laXQgZWVuIHNjaGF0IHZhbiB3aWpzLWhlaWQgdWl0IGRlbiBtb25kLApBMiBkMiBjMiBBIEYgRyBEIEYyIEUyIEQyIHoyfF0KdzpHZS1saWprIGVlbiBicm9uLCBkaWUgdm9vcnQtc3ByaW5ndCB1aXQgZGVuIGdyb25kLgo=

Onberijmde versie Psalm 78:1-72 (HSV) Bijbelvertaling aanpassen

  1. Een onderwijzing van Asaf.
    Mijn volk, neem mijn onderricht ter ore,
    neig uw oor tot de woorden van mijn mond.
  2. Ik wil mijn mond met spreuken opendoen
    en van aloude verborgenheden doen overvloeien,
  3. die wij gehoord hebben en weten
    en onze vaders ons verteld hebben.
  4. Wij zullen ze niet verbergen voor hun kinderen,
    maar aan de volgende generatie
    de loffelijke daden van de HEERE vertellen,
    Zijn kracht en Zijn wonderen, die Hij gedaan heeft.
  5. Want Hij heeft een getuigenis ingesteld in Jakob,
    een wet vastgesteld in Israël;
    die heeft Hij onze vaderen geboden
    om ze hun kinderen bekend te maken,
  6. opdat de volgende generatie ze zal kennen,
    de kinderen die geboren zullen worden,
    en zij opstaan en ze weer aan hun kinderen vertellen;
  7. zodat zij hun hoop op God stellen
    en Gods daden niet vergeten,
    maar Zijn geboden in acht nemen,
  8. en niet worden als hun vaderen:
    een opstandige en ongehoorzame generatie,
    een generatie die zijn hart niet richtte op God
    en van wie de geest niet trouw was aan God.
  9. De zonen van Efraïm, gewapende boogschutters,
    keerden om op de dag van de strijd.
  10. Zij namen Gods verbond niet in acht
    en weigerden te wandelen in Zijn wet.
  11. Zij vergaten Zijn daden
    en Zijn wonderen, die Hij hun had laten zien.
  12. Voor de ogen van hun vaderen had Hij wonderen gedaan
    in het land Egypte, in het gebied van Zoan.
  13. Hij spleet de zee doormidden en deed hen erdoor gaan,
    de wateren deed Hij rechtop staan als een dam.
  14. Hij leidde hen overdag met een wolk,
    de hele nacht met een lichtend vuur.
  15. Hij spleet de rotsen doormidden in de woestijn
    en liet hen overvloedig drinken als uit diepe wateren.
  16. Want Hij bracht stromen voort uit de rots
    en deed water neerstorten als rivieren.
  17. Toch gingen zij door met tegen Hem te zondigen:
    zij tergden de Allerhoogste in de dorre wildernis.
  18. Zij stelden God in hun hart op de proef:
    zij vroegen om voedsel, zoveel zij lustten.
  19. Zij spraken tegen God en zeiden:
    Zou God een tafel gereed kunnen maken in de woestijn?
  20. Zie, Hij heeft de rots geslagen,
    zodat er water uitvloeide
    en er beken overvloedig uitstroomden.
    Zou Hij ook brood kunnen geven?
    Zou Hij Zijn volk van vlees kunnen voorzien?
  21. Daarom hoorde de HEERE het en werd verbolgen;
    een vuur ontstak tegen Jakob,
    ja, toorn laaide op tegen Israël.
  22. Want zij geloofden niet in God
    en vertrouwden niet op Zijn heil.
  23. Hij gebood de wolken daarboven
    en opende de deuren van de hemel:
  24. Hij liet manna op hen regenen om te eten
    en gaf hun hemels koren.
  25. Eenieder at het brood van de machtigen;
    Hij zond hun proviand tot verzadiging toe.
  26. Hij deed de oostenwind opsteken langs de hemel
    en voerde door Zijn macht de zuidenwind aan.
  27. Hij liet vlees op hen regenen als stof
    en gevleugelde vogels als zand van de zee.
  28. Hij deed het vallen midden in Zijn kamp,
    rondom Zijn woningen.
  29. Toen aten zij en werden volop verzadigd,
    omdat Hij hun bracht wat zij begeerden.
  30. Zij waren van hun begeerte nog niet bekomen,
    hun voedsel was nog in hun mond,
  31. of Gods toorn laaide tegen hen op:
    Hij doodde de welgedane mensen onder hen
    en velde de besten van Israël neer.
  32. Ondanks dit alles zondigden zij nog
    en geloofden zij niet door middel van Zijn wonderen.
  33. Daarom deed Hij hun dagen vergaan in vergankelijkheid,
    en hun jaren in verschrikking.
  34. Wanneer Hij hen doodde, vroegen zij naar Hem
    en keerden terug en zochten God ernstig.
  35. Dan dachten zij eraan dat God hun rots was
    en God, de Allerhoogste, hun Verlosser.
  36. Maar zij vleiden Hem met hun mond
    en logen tegen Hem met hun tong.
  37. Want hun hart was niet standvastig bij Hem,
    en zij waren niet trouw aan Zijn verbond.
  38. Maar Hij was barmhartig en verzoende de ongerechtigheid,
    Hij richtte hen niet te gronde,
    maar wendde dikwijls Zijn toorn af,
    en wekte Zijn volle grimmigheid niet op.
  39. Hij dacht eraan dat zij broze schepselen waren,
    een windvlaag, die gaat en niet terugkeert.
  40. Hoe vaak tergden zij Hem in de woestijn,
    bedroefden zij Hem in de wildernis!
  41. Want telkens weer stelden zij God op de proef
    en beperkten de Heilige van Israël.
  42. Zij dachten niet meer aan Zijn machtige hand,
    aan de dag dat Hij hen van de tegenstander verloste,
  43. toen Hij Zijn tekenen verrichtte in Egypte
    en Zijn wonderen in het gebied van Zoan.
  44. Hun rivieren veranderde Hij in bloed,
    en ook hun stromen, zodat zij niet konden drinken.
  45. Hij zond steekvliegen onder hen, die hen verteerden,
    en kikkers, die hen te gronde richtten.
  46. Hij gaf hun gewas aan de zwermsprinkhaan,
    aan de veldsprinkhaan hun opbrengst.
  47. Hij doodde hun wijnstok door de hagel,
    hun wilde vijgenbomen door grote hagelstenen.
  48. Ook leverde Hij hun beesten aan de hagel over,
    hun vee aan de vurige bliksemflitsen.
  49. Hij zond Zijn brandende toorn op hen af,
    verbolgenheid, gramschap, benauwdheid,
    Hij zond een menigte boden van rampen.
  50. Hij baande een pad voor Zijn toorn,
    Hij ontrukte hun ziel niet aan de dood,
    hun dieren leverde Hij over aan de pest.
  51. Hij trof al het eerstgeborene in Egypte,
    de eerste vruchten van de mannelijke kracht in de tenten van Cham.
  52. Hij liet Zijn volk als schapen wegtrekken
    en leidde hen als een kudde door de woestijn.
  53. Ja, Hij leidde hen veilig, zodat zij niet angstig waren,
    want de zee had hun vijanden bedolven.
  54. Hij bracht hen naar Zijn heilig grondgebied,
    naar deze berg, die Zijn rechterhand verworven had.
  55. Hij verdreef de heidenvolken voor hun ogen,
    verdeelde hun erfelijk bezit door een meetsnoer
    en deed de stammen van Israël in hun tenten wonen.
  56. Maar zij stelden God, de Allerhoogste, op de proef en tergden Hem,
    en namen Zijn getuigenissen niet in acht.
  57. Zij werden afkerig en handelden trouweloos, zoals hun vaders,
    zij keerden zich om als een bedrieglijke boog.
  58. Zij verwekten Hem tot toorn door hun offerhoogten,
    verwekten Hem tot na-ijver door hun afgodsbeelden.
  59. God hoorde het en werd verbolgen,
    Hij verachtte Israël zeer.
  60. Daarom verliet Hij de tabernakel te Silo,
    de tent waarin Hij woonde onder de mensen.
  61. Hij gaf Zijn macht over in gevangenschap,
    Zijn luister in de hand van de tegenstander.
  62. Hij leverde Zijn volk over aan het zwaard
    en werd verbolgen op Zijn eigendom.
  63. Het vuur verteerde hun jongemannen,
    hun jonge vrouwen werden niet geprezen.
  64. Hun priesters vielen door het zwaard,
    hun weduwen weenden niet.
  65. Toen ontwaakte de Heere als iemand die slaapt,
    als een held die juicht van de wijn.
  66. Hij sloeg Zijn tegenstanders vanachter,
    Hij deed hun voor eeuwig smaad aan.
  67. Hij verwierp de tent van Jozef,
    de stam Efraïm verkoos Hij niet.
  68. Maar Hij verkoos de stam Juda,
    de berg Sion, die Hij liefhad.
  69. Hij bouwde Zijn heiligdom, als hoogten,
    en vast als de aarde, die Hij voor eeuwig grondvestte.
  70. Hij verkoos Zijn dienaar David
    en haalde hem bij de schaapskooien vandaan.
  71. Van achter de zogende schapen deed Hij hem komen
    om te weiden Jakob, Zijn volk,
    en Israël, Zijn eigendom.
  72. Hij heeft hen geweid met een oprecht hart
    en hen geleid met zeer bekwame hand.

Dichter:

Onberijmd: Asaf, berijmd: Johannes Eusebius Voet

Samenvatting:

Een historische psalm van Asaf, die gebeurtenissen uit Israëls verleden weergeeft. Die tonen aan hoe God doorging met Zijn volk, zelfs als zij het niet geloofden - terwijl Hij op hetzelfde moment Zijn volk zuiverde door hen te scheiden van de ongelovigen.

Te zingen bij:

Messiaanse psalm

Deze psalm bevat één of meerdere profetieën die door Jezus Christus, de Zoon van God, zijn vervuld tijdens Zijn geboorte, leven op aarde of Zijn lijden en sterven aan het kruis. In de onberijmde tekst zijn deze rood weergegeven.

Bekijk de profetie en de vervulling op messias.nu

Deze website is nog in ontwikkeling

Momenteel is deze website in bèta-versie beschikbaar. U kunt al wel gebruik maken van deze website. In de komende maanden worden moeilijke en verouderde woorden in de klassieke liturgische formulieren voorzien van uitleg. Help mee en ondersteun deze werkzaamheden.

Psalmen: 150 van 150
Formulieren: 0 van 8
Instrumentorgel
Zangwijzeritmisch
Snelheid100M50
BijbelvertalingHSV
Tekst17