Mijn hart, vervuld met heilbespiegelingen,
Zal ’t schoonste lied van enen Koning zingen,
Terwijl de Geest mijn gladde tonge drijft,
Is z’ als de pen van een, die vaardig schrijft.
Beminlijk Vorst, Uw schoonheid hoog te loven,
Gaat al het schoon der mensen ver te boven;
Genâ is op Uw lippen uitgestort,
Dies G’ eeuwiglijk van God gezegend wordt.
Gord, gord, o Held, Uw zwaard aan Uwe zijde,
Uw blinkend zwaard, zo scherp gewet ten strijde.
Vertoon Uw glans, vertoon Uw majesteit;
Rijd zegenrijk in Uwe heerlijkheid
Op ’t zuiv’re woord der waarheid; rijd voorspoedig,
En heers alom rechtvaardig en zachtmoedig;
Uw rechterhand zal ’t Godd’lijk rijk behoên,
En in den krijg geduchte daden doen.
Uw pijlen, fel van Uwen boog gedreven,
Zijn scherp, en doen gehele volken beven;
Zij vellen neer wat Uw vermogen tart,
En dringen diep in ’s vijands wreev’lig hart.
Gij zult, o God, in eeuwigheid bekleden,
Den vasten troon van Uw gerechtigheden.
De rijksstaf, dien Uw hoge Majesteit
in ’t Godsrijk zwaait, heerst met rechtmatigheid.
O God, Uw God heeft mild U overgoten;
Met vreugdezalf, meer dan Uw meêgenoten,
Omdat Uw ziel de goddeloosheid haat,
En ’t recht bemint. Uw vorst’lijk rijksgewaad
U toegevoerd uit elpenbenen hoven,
Vol eed’len geur, doet elk Uw hoogheid loven.
Hoe ruikt de mirr’ en kassie wijd en zijd,
En d’ aloë, wier geur Uw ziel verblijdt!
Men ziet u blij, in statelijke reien,
Door docht’ren zelfs van koningen geleiên.
De koningin staat aan Uw rechterhand
ln ’t fijnste goud van Ofirs mijnrijk land.
O dochter, hoor, en zie, en neig uw oren;
Verlaat, vergeet, wat ooit u kon bekoren,
Uws vaders huis, uw volk, en wat voorheen
U dierbaar en beminnenswaardig scheen.
Dan zal de Vorst van al uw schoon getuigen.
Hij is uw Heer’, dies moet g’ u voor Hem buigen.
’k Zie Tyrus dan, die rijke wereldstad,
U hulde doen en off’ren schat op schat.
De Koningstelg, die Hij Zijn bruid wil noemen,
Is meest om haar inwendig schoon te roemen.
’t Borduursel is, naar vorstelijken staat,
Van louter goud gewerkt in ’t praalgewaad.
Straks leidt men haar in statie, uit haar woning,
In kleding, rijk gestikt, tot haren Koning;
Zo treedt zij voort met al den maagdenstoet,
Die haar verzelt, U vrolijk tegemoet.
Zij zullen blij, geleid met lofgezangen,
De vreugde voên, die afstraalt van haar wangen.
Tot zij, waar elk gewaagt van haren lof,
Ter bruiloft treên in ’t koninklijke hof.
In plaats van Uw doorlucht’ en vrome vaad’ren
Zult Gij eerlang Uw zonen zien vergaad’ren,
En stellen hen, door Uw geduchte hand,
Al ’t aardrijk door, in vorstelijken stand.
Ik zal Uw Naam bij elk geslacht doen kennen,
Van kind tot kind zal ’t zich aan U gewennen.
Zo rolt Uw lof op ’t ruime wereldrond
In eeuwigheid uit aller volk’ren mond.
Deze bewijsteksten zijn ontleend aan de Bijbel in de Herziene Statenvertaling, © Stichting HSV 2010. Bijbelvertaling aanpassen
Onberijmd: De zonen van Korach, berijmd: Johannes Eusebius Voet
Een lied ter ere van de koning ter gelegenheid van zijn huwelijk met een buitenlandse prinses. Het eerste deel richt zich tot de koning (2-10) en het tweede deel tot zijn echtgenote (11-16). Deze psalm is ook wordt toegepast op Christus.
Deze psalm bevat één of meerdere profetieën die door Jezus Christus, de Zoon van God, zijn vervuld tijdens Zijn geboorte, leven op aarde of Zijn lijden en sterven aan het kruis. In de onberijmde tekst zijn deze rood weergegeven.
Bekijk de profetie en de vervulling op messias.nuMomenteel is deze website in bèta-versie beschikbaar. U kunt al wel gebruik maken van deze website. In de komende maanden worden moeilijke en verouderde woorden in de klassieke liturgische formulieren voorzien van uitleg. Help mee en ondersteun deze werkzaamheden.