1

Welzalig hij, die zich verstandig draagt
Bij een ellendig mens.
De HEER’ zal hem, wanneer hij treurt en klaagt,
Bevrijden naar zijn wens;
Behoeden en doen leven hier op aard’,
In vreê en zaligheid,
Nooit van zijn God verlaten, maar bewaard
Voor ’s vijands boos beleid.

2

De HEERzal hem, op ’t ziekbed neergestort,
Versterken door Zijn kracht;
Gij maakt, dat zelfs zijn ganse leger wordt,
Veranderd door Uw macht.
Ik heb tot God geroepen om genâ;
’k Zei in mijn angst en leed:
“Genees mij, HEER’, die bij U schuldig sta,
En tegen U misdeed”.

3

In plaats van troost, vervolgt mij ’s vijands blaam.
Zij zeggen tot elkaar:
“Waar blijft zijn dood, wanneer vergaat zijn naam?”
Komt iemand van die schaar,
Om mij te zien, dan spreekt hij vals, en smeedt
Mij kwaad, zoveel hij kan;
Als hij terug van mij naar buiten treedt,
Spreekt hij er and’ren van.

4

Zij momp’len saâm, vervuld met bitt’ren haat;
Van raadslaan nimmer moe,
Bedenken zij een goddeloos verraad.
Men zegt: “Gods geselroe
Treft hem gewis, een schenddaad kleeft hem aan;
Hij ligt voor eeuwig neer;
Nu zult gij hem niet weder op zien staan,
Hersteld gelijk weleer”.

5

Zelfs hij, op wien ik voormaal heb vertrouwd,
Mijn vreê en disgenoot,
Verhief zijn hiel, en sloeg mij fier en stout,
Terwijl hij at mijn brood.
Maar Gij, o HEER’, schiet tot mijn hulpe toe;
Bewijs genâ, en red,
En richt mij op; dat ik vergelding doe,
En d’ ontrouw palen zett’.

6

Ik ken Uw gunst, ik ken Uw trouw hieraan,
Dat zich mijn vijand niet
Beroemen zal, noch ik te gronde gaan;
Wijl Gij mij bijstand biedt,
Mij onderhoudt in mijn oprechtigheid,
En, voor Uw aangezicht,
Met teed’re zorg en trouwe hulp geleidt
Naar ’t eeuwig zalig licht.

7

Looft Isrels God; roept, door all’ eeuwigheên,
Des HEEREN grootheid uit;
Dat elk met mij zijn lofzang en gebeên,
Met amen, amen sluit’.

WDogMQpUOiBQc2FsbSA0MTo1Ck06IEMKTDogMS80CkM6IGRvcmlzY2gKUzogwqkgMjAyNCAtIGxpdHVyZ2llLm51ClE6IDE0MAolJU1JREkgcHJvZ3JhbSAxNgpLOiBHbQpHMiBjIGMgQjIgYzIgZCBjIEIyIEEyIEcKdzpaZWxmcyBoaWosIG9wIHdpZW4gaWsgdm9vci1tYWFsIGhlYiB2ZXItdHJvdXdkLApFIEYgRyBHIF5GIEcyIHoyCnc6TWlqbiB2cmXDqiBlbiBkaXMtZ2Utbm9vdCwKQzIgRzIgX0EyIEcgQiBjIGQyIGMyID1CIGMKdzpWZXItaGllZiB6aWpuIGhpZWwsIGVuIHNsb2VnIG1paiBmaWVyIGVuIHN0b3V0LApHIEcgRiBFMiBEMiBDMiB6Mgp3OlRlci13aWpsIGhpaiBhdCBtaWpuIGJyb29kLgpDMiBFIEQgQzIgRzIgRyBHIF9BMiBGMiBFCnc6TWFhciBHaWosIG8gSEVFUuKAmSwgc2NoaWV0IHRvdCBtaWpuIGh1bC1wZSB0b2U7CkcgQSBCIGMgQSBHMiB6Mgp3OkJlLXdpanMgZ2UtbsOiLCBlbiByZWQsCmMyIEcyIGMyIEIgRyBCIEEgRzIgRjIgRQp3OkVuIHJpY2h0IG1paiBvcDsgZGF0IGlrIHZlci1nZWwtZGluZyBkb2UsCl9BIEcgRiBFMiBEMiBDMiB6MnxdCnc6RW4gZOKAmX5vbi10cm91dyBwYS1sZW4gemV0dOKAmS4K

Onberijmde versie Psalm 41:1-14 (HSV) Bijbelvertaling aanpassen

  1. Een psalm van David, voor de koorleider.
  2. Welzalig is hij die verstandig omgaat met een ellendige;
    in dagen van onheil zal de HEERE hem bevrijden.
  3. De HEERE zal hem bewaren en hem in het leven behouden;
    hij zal op aarde gelukkig gemaakt worden.
    Geef hem niet over aan het verlangen van zijn vijanden.
  4. De HEERE zal hem ondersteunen op zijn rustbank;
    als hij ziek is, maakt U heel zijn ziekbed anders.
  5. Ik zei: HEERE, wees mij genadig;
    genees mijn ziel, want ik heb tegen U gezondigd.
  6. Mijn vijanden spreken kwaad over mij en zeggen:
    Wanneer zal hij sterven en zijn naam vergaan?
  7. Als een van hen naar mij komt kijken,
    spreekt hij valse dingen
    en zijn hart brengt onrecht bijeen;
    gaat hij naar buiten, dan spreekt hij daarover.
  8. Allen die mij haten, mompelen tezamen over mij.
    Zij bedenken tegen mij wat slecht voor mij is en zeggen:
  9. Verdorven praktijken kleven hem aan;
    wie zo neerligt, zal niet meer opstaan.
  10. Zelfs de man met wie ik in vrede leefde,
    op wie ik vertrouwde, die mijn brood at,
    heeft mij hard nagetrapt.
  11. Maar U, HEERE, wees mij genadig, en laat mij opstaan,
    zodat ik het hun vergeld.
  12. Hierdoor weet ik dat U mij genegen bent:
    dat mijn vijand over mij niet zal juichen.
  13. Want wat mij betreft, U ondersteunt mij in mijn oprechtheid,
    U plaatst mij voor Uw aangezicht, voor eeuwig.
  14. Geloofd zij de HEERE, de God van Israël,
    van eeuwigheid tot eeuwigheid! Amen, ja, amen.

Dichter:

Onberijmd: David, berijmd: Johannes Eusebius Voet

Samenvatting:

Gebed van David om genezing en genade. Deze psalm gaat over iemand die zijn verantwoordelijkheden tegenover de armen volbrengt en tóch ernstig lijdt (aan een ziekte).

Te zingen bij:

Messiaanse psalm

Deze psalm bevat één of meerdere profetieën die door Jezus Christus, de Zoon van God, zijn vervuld tijdens Zijn geboorte, leven op aarde of Zijn lijden en sterven aan het kruis. In de onberijmde tekst zijn deze rood weergegeven.

Bekijk de profetie en de vervulling op messias.nu

Deze website is nog in ontwikkeling

Momenteel is deze website in bèta-versie beschikbaar. U kunt al wel gebruik maken van deze website. In de komende maanden worden moeilijke en verouderde woorden in de klassieke liturgische formulieren voorzien van uitleg. Help mee en ondersteun deze werkzaamheden.

Psalmen: 150 van 150
Formulieren: 0 van 8
Instrumentorgel
Zangwijzeritmisch
Snelheid100M50
BijbelvertalingHSV
Tekst17