Al d’ aard’ en alles wat zij geeft,
Met al wat zich beweegt en leeft,
Zijn ’t wettig eigendom des HEEREN.
Hij heeft z’ in haren ochtendstond,
Op ongemeten zeên gegrond,
Doorsneden met rivier en meren.
Wie klimt den berg des HEEREN op?
Wie zal dien Godgewijden top,
Voor ’t oog van Sions God, betreden?
De man, die rein van hart en hand,
Zich niet aan ijdelheid verpandt,
En geen bedrog pleegt in zijn eden.
Die zal, door ’s HEEREN gunst geleid,
En zegen en gerechtigheid
Van God, den God zijns heils ontvangen.
Dit ’s Jakob, dit is ’t vroom geslacht,
Dat naar God vraagt, Zijn wet betracht
En zoekt Zijn aanschijn met verlangen.
Verhoogt, o poorten, nu den boog!
Rijst, eeuw’ge deuren, rijst omhoog!
Opdat de Koning in moog’ rijden.
Wie is die Vorst, zo groot in eer?
’t Is God, d’ almachtig, Opperheer.
’t Is God, geweldig in het strijden.
Verhoogt, o poorten, nu den boog!
Rijst, eeuw’ge deuren, rijst omhoog!
Opdat g’ uw Koning moogt ontvangen.
Wie is die Vorst, zo groot in kracht?
’t Is ’t Hoofd van ’s hemels legermacht;
Hem eren wij met lofgezangen.
Deze bewijsteksten zijn ontleend aan de Bijbel in de Herziene Statenvertaling, © Stichting HSV 2010. Bijbelvertaling aanpassen
Onberijmd: David, berijmd: Genootschap Laus Deo, Salus Populo
Psalm van David, die de intocht van de Heere bezingt in Sion. God die alles geschapen heeft en onderhoudt, is Dezelfde in Wiens tegenwoordigheid de gelovige binnengaat, vanwege het verbond met Israël.
Momenteel is deze website in bèta-versie beschikbaar. U kunt al wel gebruik maken van deze website. In de komende maanden worden moeilijke en verouderde woorden in de klassieke liturgische formulieren voorzien van uitleg. Help mee en ondersteun deze werkzaamheden.