1

O God, mijn God, Gij aller vorsten HEER’,
Ik zing, verheugd, Uw groten Naam ter eer!
Ik zal den roem van Uwe majesteit
Verhogen tot in d’ eindlooz’ eeuwigheid;
’k Zal dag aan dag U eer en dank bewijzen.
De HEER’ is groot, al ’t schepsel moet Hem prijzen:
Zijn grootheid streeft het kloekst begrip te boven
Laat elk geslacht Zijn werk en almacht loven!

2

Ik zal, o HEER’, dien ik mijn Koning noem,
Den luister van Uw majesteit en roem
Verbreiden, en Uw wonderlijke daân
Met diep ontzag aandachtig gadeslaan.
Elks juichend hart zal Uw geducht vermogen,
De grote kracht van Uwen arm verhogen.
Ik zal mijn stem met aller lofzang paren,
En overal Uw grootheid openbaren.

3

Zij zullen, uit de volheid van ’t gemoed,
Gedachtig aan den milden overvloed
Van Uwe gunst, die roemen bij elkeen,
En juichen van al Uw gerechtigheên.
De HEERis goed en vriend’lijk en weldadig,
Barmhartig, mild, lankmoedig en genadig;
Hij doet Zijn gunst aan allen klaar bemerken;
Zijn goedheid is verspreid op al Zijn werken.

4

Al wat Gij wrocht, zal juichen tot Uw eer;
Uw gunstvolk zal verblijd U zeeg’nen, HEER’,
En roemen van Uw koninkrijk, Uw macht,
Uw heerlijkheid en Goddelijke kracht;
Om, waar zich ’t hart ooit voelt in leerzucht blaken,
Uw heerlijkheid, Uw macht bekend te maken,
En d’ eer Uws rijks, zo groot, zo hoogverheven,
Voor aller oor, den hoogsten roem te geven.

5

Uw heerschappij verduurt zelfs d’ eeuwigheid;
Uw koninkrijk is eind’loos uitgebreid.
Gij ondersteunt hem, die voor ’t onheil zwicht:
Wie nederstort, wordt door U opgericht.
’t Ziet al op U; ’t blijft alles op U wachten;
Gij sterkt door spijs te rechter tijd hun krachten;
G’ ontsluit Uw hand, ontfermend en weldadig,
Opdat Uw gunst al wat er leeft verzadig’.

6

De HEERis recht in al Zijn weg en werk;
Zijn goedheid kent in ’t gans heelal geen perk.
Hij is nabij de ziel, die tot Hem zucht;
Hij troost het hart, dat schreiend tot Hem vlucht;
Dat ongeveinsd in ’t midden der ellenden,
Zich naar Gods troon met zijn gebeên blijft wenden;
Hij geeft den wens van allen, die Hem vrezen:
Hun bede heeft Hij nimmer afgewezen.

7

De HEERbewaart de ziel, die Hem bemint;
Maar Hij verdelgt, dien Hij godd’loos bevindt.
Mijn blijde tong zal roemen in den HEER’,
En alle vlees zal juichen tot Gods eer.

WDogMQpUOiBQc2FsbSAxNDU6MQpNOiBDCkw6IDEvNApDOiBtaXhvbHlkaXNjaApTOiDCqSAyMDI0IC0gbGl0dXJnaWUubnUKUTogMTQwCiUlTUlESSBwcm9ncmFtIDE2Cks6IEcKQTIgQiBHIEEyIGQyIGMgQSBCIEIgQTIgejIKdzpPIEdvZCwgbWlqbiBHb2QsIEdpaiBhbC1sZXIgdm9yLXN0ZW4gSEVFUuKAmSwKQTIgQiBBIEYyIEEyIEcgRiBFIEUgRDIgejIKdzpJayB6aW5nLCB2ZXItaGV1Z2QsIFV3IGdyby10ZW4gTmFhbSB0ZXIgZWVyIQpEMiBBMiBCMiBHIEEgYyBCMiBBMiBeRyBBMiB6Mgp3OklrIHphbCBkZW4gcm9lbSB2YW4gVS13ZSBtYS1qZXMtdGVpdApBMiBCMiBHMiBFIEcgQSBHIEYyIEUyIEQyIHoyCnc6VmVyLWhvLWdlbiB0b3QgaW4gZOKAmSBlaW5kLWxvb3rigJl+ZWV1LXdpZy1oZWlkOwpHMiBGIEcgQTIgZDIgQSBCIGMgZCBCMiBBMiB6Mgp3OuKAmWt+WmFsIGRhZyBhYW4gZGFnIFUgZWVyIGVuIGRhbmsgYmUtd2lqLXplbi4KYzIgQTIgQjIgQSBGIEcgQiBBIEcgRjIgRTIgejIKdzpEZSBIRUVS4oCZIGlzIGdyb290LCBhbCDigJl0fnNjaGVwLXNlbCBtb2V0IEhlbSBwcmlqLXplbjoKRTIgRiBHIEEyIEIyIEEgRyBBIEIgYzIgQjIgejIKdzpaaWpuIGdyb290LWhlaWQgc3RyZWVmdCBoZXQga2xvZWtzdCBiZS1ncmlwIHRlIGJvLXZlbgpkMiBjIEIgQTIgQjIgQSBHIEYgRCBFMiBEMiB6MnxdCnc6TGFhdCBlbGsgZ2Utc2xhY2h0IFppam4gd2VyayBlbiBhbC1tYWNodCBsby12ZW4hCg==

Onberijmde versie Psalm 145:1-21 (HSV) Bijbelvertaling aanpassen

  1. Een lofzang van David.
    Mijn God en Koning, ik zal U roemen
    en Uw Naam loven, voor eeuwig en altijd.
  2. Iedere dag zal ik U loven
    en Uw Naam prijzen, voor eeuwig en altijd.
  3. De HEERE is groot en zeer te prijzen,
    Zijn grootheid is niet te doorgronden.
  4. Generatie op generatie zal Uw werken roemen,
    zij zullen Uw machtige daden verkondigen.
  5. Ik zal spreken van de heerlijke glorie van Uw majesteit,
    en van Uw wonderlijke daden.
  6. Zij zullen de kracht van Uw ontzagwekkende daden in herinnering roepen;
    Uw grootheid, die zal ik vertellen.
  7. Zij zullen de mond doen overvloeien van de gedachtenis aan Uw grote goedheid,
    en vrolijk zingen van Uw gerechtigheid:
  8. Genadig en barmhartig is de HEERE,
    geduldig en groot aan goedertierenheid.
  9. De HEERE is voor allen goed,
    Zijn barmhartigheid rust op al Zijn werken.
  10. Al Uw werken zullen U loven, HEERE;
    Uw gunstelingen zullen U danken.
  11. Zij zullen de heerlijkheid van Uw Koninkrijk in herinnering roepen
    en van Uw macht spreken,
  12. om de mensenkinderen Zijn machtige daden bekend te maken,
    de glorierijke heerlijkheid van Zijn Koninkrijk.
  13. Uw Koninkrijk is een Koninkrijk van alle eeuwen,
    Uw heerschappij omvat alle generaties.
  14. De HEERE ondersteunt allen die vallen,
    Hij richt alle gebogenen op.
  15. De ogen van allen wachten op U,
    U geeft hun hun voedsel op zijn tijd.
  16. U doet Uw hand open
    en verzadigt al wat leeft, naar Uw welbehagen.
  17. De HEERE is rechtvaardig in al Zijn wegen,
    goedertieren in al Zijn werken.
  18. De HEERE is allen nabij die Hem aanroepen,
    allen die Hem in waarheid aanroepen.
  19. Hij vervult het verlangen van wie Hem vrezen,
    Hij hoort hun hulpgeroep en verlost hen.
  20. De HEERE bewaart allen die Hem liefhebben,
    maar Hij vaagt alle goddelozen weg.
  21. Mijn mond zal van de lof van de HEERE spreken,
    alle vlees zal Zijn heilige Naam loven,
    voor eeuwig en altijd.

Dichter:

Onberijmd: David, berijmd: Genootschap Laus Deo, Salus Populo

Samenvatting:

Een lofzang van David ter ere van de grote Koning (God), die krachtig en welwillend handelt.

Te zingen bij:

Deze website is nog in ontwikkeling

Momenteel is deze website in bèta-versie beschikbaar. U kunt al wel gebruik maken van deze website. In de komende maanden worden moeilijke en verouderde woorden in de klassieke liturgische formulieren voorzien van uitleg. Help mee en ondersteun deze werkzaamheden.

Psalmen: 150 van 150
Formulieren: 0 van 8
Instrumentorgel
Zangwijzeritmisch
Snelheid100M50
BijbelvertalingHSV
Tekst17