Hoe lang, o HEER’, mijn Toeverlaat,
Vergeet Gij mijnen jammerstaat?
Hoe lang zult Gij in mijn ellenden,
Van mij Uw vriend’lijk aanschijn wen-den?
Daar al mijn moed en kracht vergaat.
Hoe lang zal ik door tegenheên,
In ’t hart vergeefs ontwerpen smeên;
En vrucht’loos schreien ganse dagen?
Hoe lang zal mij mijn vijand pla-gen;
En mij verachtelijk vertreên?
Aanschouw mijn ramp, verhoor mij, HEER’;
Ai, zie op al mijn lijden neer.
Verlicht, mijn God, verlicht mijn ogen,
En laat Uw goedheid niet gedo-gen,
Dat mij de slaap des doods verteer’.
Opdat de vijand, die mij haat,
Niet juich’ in mijn bedrukten staat,
Mij nooit van God verlaten noeme;
Noch in mijn wank’len zich beroe-me,
Dat mij hun overmacht verslaat.
Maar in dit smartelijk verdriet,
Mistrouwt mijn hart Uw goedheid niet.
Neen, ’t zal zich in Uw heil verblijden.
Ik zal den HEER’ mijn lofzang wij-den,
Die mij genadig bijstand biedt.
Deze bewijsteksten zijn ontleend aan de Bijbel in de Herziene Statenvertaling, © Stichting HSV 2010. Bijbelvertaling aanpassen
Onberijmd: David, berijmd: Genootschap Laus Deo, Salus Populo
Persoonlijke smeekgebed van David, hij is wanhopig en aan het einde van zijn krachten. Toch vertrouwt hij op de goedheid van God.
Momenteel is deze website in bèta-versie beschikbaar. U kunt al wel gebruik maken van deze website. In de komende maanden worden moeilijke en verouderde woorden in de klassieke liturgische formulieren voorzien van uitleg. Help mee en ondersteun deze werkzaamheden.