1

Wanneer de HEER’, uit ’s vijands macht,
’t Gevangen Sion wederbracht,
En dat verlost’ uit nood en pijn,
Scheen ’t ons een blijde droom te zijn.
Wij lachten, juichten; onze tongen
Verhieven ’s HEEREN Naam en zongen.
Toen hieven zelfs de heid’nen aan:
“De HEERheeft hun wat groots gedaan”.

2

God heeft bij ons wat groots verricht;
Hij zelf heeft onzen druk verlicht;
Hij heeft door wond’ren ons bevrijd;
Dies juichen wij, en zijn verblijd.
Breng, HEER’, al Uw gevang’nen weder;
Zie verder op Uw erfvolk neder;
Verkwik het, als de watervloed,
Die ’t zuiderland herleven doet.

3

Die hier bedrukt met tranen zaait,
Zal juichen, als hij vruchten maait;
Die ’t zaad draagt, dat men zaaien zal,
Gaat wenend voort, en zaait het al;
Maar hij zal, zonder ramp te schromen,
Eerlang met blijdschap wederkomen,
En met gejuich, te goeder uur
Zijn schoven dragen in de schuur.

WDogMQpUOiBQc2FsbSAxMjY6MQpNOiBDCkw6IDEvNApDOiBtaXhvbHlkaXNjaApTOiDCqSAyMDI0IC0gbGl0dXJnaWUubnUKUTogMTQwCiUlTUlESSBwcm9ncmFtIDE2Cks6IEcKRzIgRiBHIEEgQjIgQTIgXkcgQTIgejIKdzpXYW4tbmVlciBkZSBIRUVS4oCZLCB1aXQg4oCZc352aWotYW5kcyBtYWNodCwNCkEyIEIyIGMyIEEgQSBCIF5jIGQyIHoyCnc64oCZdH5HZS12YW4tZ2VuIFNpLW9uIHdlLWRlci1icmFjaHQsDQpkMiBjIGMgZCBBIGMyIEIyIEEyIHoyCnc6RW4gZGF0IHZlci1sb3N04oCZIHVpdCBub29kIGVuIHBpam4sDQpBMiBHIEEgRSBHIEYyIEUyIEQyIHoyCnc6U2NoZWVuIOKAmXR+b25zIGVlbiBibGlqLWRlIGRyb29tIHRlIHppam4uDQpEMiBBIEEgRSBGIEcgQSBGMiBFMiB6Mgp3OldpaiBsYWNoLXRlbiwganVpY2gtdGVuOyBvbi16ZSB0b24tZ2VuDQpEMiBBIEEgRSBGIEcgQSBGMiBFMiB6Mgp3OlZlci1oaWUtdmVuIOKAmXN+SEVFLVJFTiBOYWFtIGVuIHpvbi1nZW4uDQpBMiBCIEIgRyBHIGMyIEIyIEEyIHoyCnc6VG9lbiBoaWUtdmVuIHplbGZzIGRlIGhlaWTigJktbmVuIGFhbjoNCkEyIEEgQiBHIEEgRjIgRTIgRDIgejJ8XQp3OuKAnERlIEhFRVLigJkgaGVlZnQgaHVuIHdhdCBncm9vdHMgZ2UtZGFhbuKAnS4K

Onberijmde versie Psalm 126:1-6 (HSV) Bijbelvertaling aanpassen

  1. Een pelgrimslied.
    Toen de HEERE de gevangenen van Sion terug deed keren,
    waren wij als mensen die droomden.
  2. Toen werd onze mond vervuld met lachen
    en onze tong met gejuich.
    Toen zei men onder de heidenvolken:
    De HEERE heeft grote dingen bij hen gedaan!
  3. De HEERE heeft grote dingen bij ons gedaan,
    daarom zijn wij verblijd.
  4. HEERE, breng een omkeer in onze gevangenschap,
    zoals waterstromen in het zuiden.
  5. Wie met tranen zaaien,
    zullen met gejuich maaien.
  6. Wie het zaad draagt en dat zaait,
    gaat al wenend zijn weg;
    maar hij zal zeker terugkomen met gejuich,
    en zijn schoven dragen.

Dichter:

Onberijmd: Onbekend, berijmd: Hendrik Ghysen

Samenvatting:

Eén van de 15 pelgrimsliederen: psalmen die werden gezongen tijdens de bedevaart naar Jeruzalem ter gelegenheid van de grote, jaarlijkse feesten, waarbij de pelgrims optrokken naar de heilige stad, die op een berg ligt. Deze psalm is een klaagzang die herinnert aan een vorige tijd van Gods genade en vraagt God om weer opnieuw ten gunste van Zijn volk te handelen.

Te zingen bij:

Deze website is nog in ontwikkeling

Momenteel is deze website in bèta-versie beschikbaar. U kunt al wel gebruik maken van deze website. In de komende maanden worden moeilijke en verouderde woorden in de klassieke liturgische formulieren voorzien van uitleg. Help mee en ondersteun deze werkzaamheden.

Psalmen: 150 van 150
Formulieren: 0 van 8
Instrumentorgel
Zangwijzeritmisch
Snelheid100M50
BijbelvertalingHSV
Tekst17