Wanneer de HEER’, uit ’s vijands macht,
’t Gevangen Sion wederbracht,
En dat verlost’ uit nood en pijn,
Scheen ’t ons een blijde droom te zijn.
Wij lachten, juichten; onze tongen
Verhieven ’s HEEREN Naam en zongen.
Toen hieven zelfs de heid’nen aan:
“De HEER’ heeft hun wat groots gedaan”.
God heeft bij ons wat groots verricht;
Hij zelf heeft onzen druk verlicht;
Hij heeft door wond’ren ons bevrijd;
Dies juichen wij, en zijn verblijd.
Breng, HEER’, al Uw gevang’nen weder;
Zie verder op Uw erfvolk neder;
Verkwik het, als de watervloed,
Die ’t zuiderland herleven doet.
Die hier bedrukt met tranen zaait,
Zal juichen, als hij vruchten maait;
Die ’t zaad draagt, dat men zaaien zal,
Gaat wenend voort, en zaait het al;
Maar hij zal, zonder ramp te schromen,
Eerlang met blijdschap wederkomen,
En met gejuich, te goeder uur
Zijn schoven dragen in de schuur.
Deze bewijsteksten zijn ontleend aan de Bijbel in de Herziene Statenvertaling, © Stichting HSV 2010. Bijbelvertaling aanpassen
Onberijmd: Onbekend, berijmd: Hendrik Ghysen
Eén van de 15 pelgrimsliederen: psalmen die werden gezongen tijdens de bedevaart naar Jeruzalem ter gelegenheid van de grote, jaarlijkse feesten, waarbij de pelgrims optrokken naar de heilige stad, die op een berg ligt. Deze psalm is een klaagzang die herinnert aan een vorige tijd van Gods genade en vraagt God om weer opnieuw ten gunste van Zijn volk te handelen.
Momenteel is deze website in bèta-versie beschikbaar. U kunt al wel gebruik maken van deze website. In de komende maanden worden moeilijke en verouderde woorden in de klassieke liturgische formulieren voorzien van uitleg. Help mee en ondersteun deze werkzaamheden.