Ik ben verblijd, wanneer men mij
Godvruchtig opwekt: “Zie wij staan
Gereed, om naar Gods huis te gaan.
Kom, ga met ons, en doe als wij.”
Jeruzalem, dat ik bemin;
Wij treden uwe poorten in;
Daar staan, o Godsstad, onze voeten.
Jeruzalem is wél gebouwd,
Wél saamgevoegd: wie haar beschouwt,
Zal haar voor ’s Bouwheers kunstwerk groeten.
De stammen, naar Gods Naam genoemd,
Gaan derwaarts op; waar elk zich buigt
Naar d’ ark, die van Gods gunst getuigt,
Waar elk Zijn Naam belijdt en roemt;
Want d’ achtb’re zetel van ’t gericht,
Is daar voor Davids huis gesticht,
De rechterstoelen staan daar binnen.
Bidt, met een algemene stem,
Om vrede voor Jeruzalem.
Het ga hun wél, die u beminnen.
Dat vreed’, en aangename rust,
En milde zegen u verblij’;
Dat welvaart in uw vesting zij,
In uw paleizen vreugd’ en lust.
Om vriend en broed’ren spreek ik nu:
“De vrede zij en blijv’ in u,
Nooit moet haar nijd of twist verkloeken.
Om ’s HEEREN huis, in u gebouwd,
Waar onze God Zijn woning houdt,
Zal ik het goede voor u zoeken”.
Deze bewijsteksten zijn ontleend aan de Bijbel in de Herziene Statenvertaling, © Stichting HSV 2010. Bijbelvertaling aanpassen
Onberijmd: David, berijmd: Hendrik Ghysen
Deze psalm behoort tot de serie 'liederen van Sion': liederen die Sion (Jeruzalem) bezingen als bijzondere stad waaraan God Zich heeft verplicht. Deze psalm drukt de vreugde uit die een pelgrim voelt bij het zien van Jeruzalem. In het laatste deel staat een gebed voor vrede in deze stad. Pelgrims zongen deze psalm waarschijnlijk bij aankomst in de stad.
Momenteel is deze website in bèta-versie beschikbaar. U kunt al wel gebruik maken van deze website. In de komende maanden worden moeilijke en verouderde woorden in de klassieke liturgische formulieren voorzien van uitleg. Help mee en ondersteun deze werkzaamheden.