1

’k Riep tot den Oorsprong aller dingen,
Tot God, in mijn bekommeringen,
En Hij verhoorde mijn gebeden,
Naar Zijne goedertierenheden.
O, HEER’, doe mij den strik ontslippen
Der veinzerij en valse lippen;
Behoed mij voor de bitse tong,
Die mij met leugentaal besprong.

2

Wat voordeel zal ’t bedrog u baren,
Vermetel rot van lasteraren?
Wat voordeel zal u in dit leven
Uw bitse tong, uw boosheid geven?
Gij haalt op u, o leugensprekers!
De pijlen enes sterken wrekers,
En een jeneverkolengloed,
Waardoor gij haast verbranden moet.

3

Wee mij, die rust en hulp moet derven,
In Mesech als een vreemd’ling zwerven,
En steeds in Kedars tenten wonen,
Bij mensen, die mij bitter honen!
Ik heb reeds lang mij opgehouden
Bij hen, die nooit op God betrouwden;
Bij hen, die tot mijn bitterst wee,
Een afschrik hebben van den vreê.

4

Ik zoek den vreê steeds aan te kweken;
Maar kan er nauwelijks van spreken,
Of ’k zie mijn reden afgebroken,
En hen tot woed’ en krijg ontstoken.

WDogMQpUOiBQc2FsbSAxMjA6MgpNOiBDCkw6IDEvNApDOiBoeXBvLWRvcmlzY2gKUzogwqkgMjAyNCAtIGxpdHVyZ2llLm51ClE6IDE0MAolJU1JREkgcHJvZ3JhbSAxNgpLOiBEbQpHMiBBIEYgQiBBIEcyIEYgRTIgRDIgejIKdzpXYXQgdm9vci1kZWVsIHphbCDigJl0fmJlLWRyb2cgdSBiYS1yZW4sDQpEMiBGIEcgQSBCMiBBIEcyIF5GIEcyIHoyCnc6VmVyLW1lLXRlbCByb3QgdmFuIGxhcy10ZXItYS1yZW4/DQpEMiBEIEUgRiBGIEcgQSBCMiBHMiB6Mgp3OldhdCB2b29yLWRlZWwgemFsIHUgaW4gZGl0IGxlLXZlbg0KZDIgYyBCIEEgRyBGIEcgQTIgRzIgejIKdzpVdyBiaXQtc2UgdG9uZywgdXcgYm9vcy1oZWlkIGdlLXZlbj8NCkIyIEIgQiBBIEYgRyBBIEYyIEQyIHoyCnc6R2lqIGhhYWx0IG9wIHUsIG8gbGV1LWdlbi1zcHJlLWtlcnMhDQpGMiBHIEcgQSBGIEcgQSBCMiBBMiB6Mgp3OkRlIHBpai1sZW4gZS1uZXMgc3Rlci1rZW4gd3JlLWtlcnMsDQpCMiBjIGQgYyBCIEEyIEcyIEYyIHoyCnc6RW4gZWVuIGplLW5lLXZlci1rby1sZW4tZ2xvZWQsDQpEMiBGIEcgQTIgRzIgRyBeRiBHMiB6MnxdCnc6V2Fhci1kb29yIGdpaiBoYWFzdCB2ZXItYnJhbi1kZW4gbW9ldC4K

Onberijmde versie Psalm 120:1-7 (HSV) Bijbelvertaling aanpassen

  1. Een pelgrimslied.
    Ik riep tot de HEERE in mijn benauwdheid,
    en Hij verhoorde mij.
  2. HEERE, red mijn ziel van de valse lippen,
    van de tong vol bedrog.
  3. Wat zal de tong vol bedrog u geven?
    Wat zal die aan u toevoegen?
  4. Scherpe pijlen van een machtig man,
    en gloeiende houtskool van bremstruiken daarbij.
  5. Wee mij, dat ik als vreemdeling in Mesech verblijf,
    dat ik woon in de tenten van Kedar.
  6. Mijn ziel heeft lang gewoond
    bij hen die de vrede haten.
  7. Ik ben vreedzaam, maar als ik spreek,
    voeren zij oorlog.

Dichter:

Onberijmd: Onbekend, berijmd: Genootschap Laus Deo, Salus Populo

Samenvatting:

Eén van de 15 pelgrimsliederen: psalmen die werden gezongen tijdens de bedevaart naar Jeruzalem ter gelegenheid van de grote, jaarlijkse feesten, waarbij de pelgrims optrokken naar de heilige stad, die op een berg ligt. Deze psalm is een persoonlijke klaagzang, gezongen door iemand die buiten Israël woonde. Zijn ellende heeft te maken met bedrieglijke mensen, die aanzetten tot oorlog, terwijl hij liever vrede wil.

Te zingen bij:

Deze website is nog in ontwikkeling

Momenteel is deze website in bèta-versie beschikbaar. U kunt al wel gebruik maken van deze website. In de komende maanden worden moeilijke en verouderde woorden in de klassieke liturgische formulieren voorzien van uitleg. Help mee en ondersteun deze werkzaamheden.

Psalmen: 150 van 150
Formulieren: 0 van 8
Instrumentorgel
Zangwijzeritmisch
Snelheid100M50
BijbelvertalingHSV
Tekst17