Welzalig hij, die in der bozen raad,
Niet wandelt, noch op ’t pad der zondaars staat,
Noch nederzit, daar zulken samenrotten,
Die roekeloos met God en godsdienst spotten;
Maar ’s HEEREN wet blijmoedig dag en nacht
Herdenkt, bepeinst en ijverig betracht.
Want hij zal zijn gelijk een frisse boom,
In vetten grond geplant bij enen stroom,
Die op zijn tijd met vruchten is beladen,
En sierlijk pronkt met onverwelkte bladen.
Hij groeit zelfs op in ramp en tegenspoed.
Het gaat hem wel, ’t gelukt hem wat hij doet.
Gans anders is ’t met hem, die ’t kwaad bemint:
Hij is als kaf, dat wegstuift voor den wind.
Geen zondaar zal ’t gewis verderf ontkomen,
Als in ’t gericht door God wordt wraak genomen.
Hij, die van deugd en godsvrucht is ontaard,
Zal niet bestaan, waar ’t vrome volk vergaart.
De HEER’ toch slaat der mensen wegen gâ,
En wendt alom het oog van Zijn genâ,
Op zulken, die oprecht en rein van zeden,
Met vasten gang het pad der deugd betreden.
God kent hun weg, die eeuwig zal bestaan,
Maar ’t heilloos spoor der bozen zal vergaan.
Deze bewijsteksten zijn ontleend aan de Bijbel in de Herziene Statenvertaling, © Stichting HSV 2010. Bijbelvertaling aanpassen
Onberijmd: Onbekend, berijmd: Johannes Eusebius Voet
Er zijn maar twee wegen in het leven: de doodlopende weg van de zondaars en de weg van de rechtvaardigen, die vreugde beleven in God en Zijn wet.
Momenteel is deze website in bèta-versie beschikbaar. U kunt al wel gebruik maken van deze website. In de komende maanden worden moeilijke en verouderde woorden in de klassieke liturgische formulieren voorzien van uitleg. Help mee en ondersteun deze werkzaamheden.