1

Welzalig hij, die in der bozen raad,
Niet wandelt, noch op ’t pad der zondaars staat,
Noch nederzit, daar zulken samenrotten,
Die roekeloos met God en godsdienst spotten;
Maar ’s HEEREN wet blijmoedig dag en nacht
Herdenkt, bepeinst en ijverig betracht.

2

Want hij zal zijn gelijk een frisse boom,
In vetten grond geplant bij enen stroom,
Die op zijn tijd met vruchten is beladen,
En sierlijk pronkt met onverwelkte bladen.
Hij groeit zelfs op in ramp en tegenspoed.
Het gaat hem wel, ’t gelukt hem wat hij doet.

3

Gans anders is ’t met hem, die ’t kwaad bemint:
Hij is als kaf, dat wegstuift voor den wind.
Geen zondaar zal ’t gewis verderf ontkomen,
Als in ’t gericht door God wordt wraak genomen.
Hij, die van deugd en godsvrucht is ontaard,
Zal niet bestaan, waar ’t vrome volk vergaart.

4

De HEER’ toch slaat der mensen wegen gâ,
En wendt alom het oog van Zijn ge,
Op zulken, die oprecht en rein van zeden,
Met vasten gang het pad der deugd betreden.
God kent hun weg, die eeuwig zal bestaan,
Maar ’t heilloos spoor der bozen zal vergaan.

WDogMQpUOiBQc2FsbSAxOjEKTTogQwpMOiAxLzQKQzogaW9uaXNjaApTOiDCqSAyMDI0IC0gbGl0dXJnaWUubnUKUTogMTQwCiUlTUlESSBwcm9ncmFtIDE2Cks6IEQKQTIgQjIgQTIgRjIgQTIgRyBGIEcyIEUyIEQyCnc6V2VsLXphLWxpZyBoaWosIGRpZSBpbiBkZXIgYm8temVuIHJhYWQsCnogRCBGMiBHMiBBMiBBMiBCIEEgRiBeRyBBMiB6Mgp3Ok5pZXQgd2FuLWRlbHQsIG5vY2ggb3B+4oCZdCBwYWQgZGVyIHpvbi1kYWFycyBzdGFhdCwKQTIgQSBHIEYyIEYyIEYgRSBGIEEgRzIgRjIgejIKdzpOb2NoIG5lLWRlci16aXQsIGRhYXIgenVsLWtlbiBzYS1tZW4tcm90LXRlbiwKRjIgQSBHIEYyIEIyIEIgQiBBIEcgRjIgRTIKdzpEaWUgcm9lLWtlLWxvb3MgbWV0IEdvZCBlbiBnb2RzLWRpZW5zdCBzcG90LXRlbjsKejEgRiBBMiBBMiBCMiBkMiBjIEIgQTIgQjIgQTIgejIKdzpNYWFyIOKAmXN+SEVFLVJFTiB3ZXQgYmxpai1tb2UtZGlnIGRhZyBlbiBuYWNodApBMiBCMiBBMiBGMiBBMiBHIEYgRzIgRTIgRDIgejJ8XQp3Okhlci1kZW5rdCwgYmUtcGVpbnN0IGVuIGlqLXZlLXJpZyBiZS10cmFjaHQuCg==

Onberijmde versie Psalm 1:1-6 (HSV) Bijbelvertaling aanpassen

  1. Welzalig de man
    die niet wandelt in de raad van de goddelozen,
    die niet staat op de weg van de zondaars,
    die niet zit op de zetel van de spotters,
  2. maar die zijn vreugde vindt in de wet van de HEERE
    en Zijn wet dag en nacht overdenkt.
  3. Want hij zal zijn als een boom, geplant aan waterbeken,
    die zijn vrucht geeft op zijn tijd,
    waarvan het blad niet afvalt;
    al wat hij doet, zal goed gelukken.
  4. Maar zo zijn de goddelozen niet:
    die zijn juist als het kaf, dat de wind wegblaast.
  5. Daarom blijven de goddelozen niet staande in het gericht,
    de zondaars niet in de gemeenschap van de rechtvaardigen.
  6. Want de HEERE kent de weg van de rechtvaardigen,
    maar de weg van de goddelozen zal vergaan.

Dichter:

Onberijmd: Onbekend, berijmd: Johannes Eusebius Voet

Samenvatting:

Er zijn maar twee wegen in het leven: de doodlopende weg van de zondaars en de weg van de rechtvaardigen, die vreugde beleven in God en Zijn wet.

Te zingen bij:

Deze website is nog in ontwikkeling

Momenteel is deze website in bèta-versie beschikbaar. U kunt al wel gebruik maken van deze website. In de komende maanden worden moeilijke en verouderde woorden in de klassieke liturgische formulieren voorzien van uitleg. Help mee en ondersteun deze werkzaamheden.

Psalmen: 150 van 150
Formulieren: 0 van 8
Instrumentorgel
Zangwijzeritmisch
Snelheid100M50
BijbelvertalingHSV
Tekst17