klassieke versie

Geliefde christenen, gijlieden weet, hoe wij nu tot onderscheiden reizen u voorgedragen hebben de namen van onze tegenwoordige medebroeders, die tot de dienst van het ouderlingschap (en van het diakenschap) dezer gemeente verkoren zijn, om te vernemen, of iemand wat had, waarom zij in hun ambt niet zouden behoren bevestigd te worden. Het is nu alzo, dat voor ons niemand is verschenen die iets wettigs tegen hen voorgebracht heeft; waarom wij thans in de naam des Heeren tot hun bevestiging zullen voortvaren.
Om hiertoe te komen, zult gij, broeders die men bevestigen zal, en voorts allen die hier tegenwoordig zijt, vooreerst aanhoren uit het Woord van God een korte verklaring van de instelling en het ambt der ouderlingen (en diakenen).

Belangende de ouderlingen is aan te merken, dat het woord ouderling of oudste (hetwelk uit het Oude Testament is genomen en een persoon betekent die in een aanzienlijk ambt van regering over anderen gesteld is) toegeschreven wordt aan tweeërlei personen, die in de Kerk van Jezus Christus dienen; want de apostel zegt: ‘De ouderlingen die wél regeren, zullen dubbele eer waardig geacht worden, voornamelijk die arbeiden in het Woord en in de leer.’ a Daar ziet men, dat in de apostolische Kerk twee soorten van ouderlingen zijn geweest, waarvan de eersten hebben gearbeid in het Woord en de leer, en de anderen niet. De eersten waren de dienaars des Woords en de herders die het evangelie verkondigden en de sacramenten bedienden; maar de anderen, die niet in het Woord arbeidden en nochtans mede in de gemeente dienden, droegen een bijzonder ambt; dat zij namelijk over de Kerk opzicht hadden, en die regeerden met de dienaren des Woords; want Paulus, gesproken hebbende van het leerambt, en ook van het ambt der uitdeling of diakenschap, spreekt daarna van deze dienst afzonderlijk, zeggende: ‘die een voorstander is, dat hij zulks doe in naarstigheid’. b Insgelijks op een andere plaats noemt hij onder de gaven en ambten die God in de gemeente gesteld heeft, ‘de regering’. c
Zo is dan deze soort van dienaren de anderen, die het evangelie prediken, tot hulp en bijstand, gelijk in het Oude Testament de gemene levieten in de dienst des tabernakels de priesters bijgevoegd waren, als medehelpers in hetgeen de priesters alleen niet hadden kunnen doen; blijvende nochtans die ambten altijd onderscheiden. Bovendien is het goed, dat bij de dienaren des Woords zodanige mannen tot mederegeerders gevoegd worden, teneinde daardoor uit de gemeente Gods temeer geweerd worde alle tirannie en heerschappij, die lichter kan inbreken wanneer bij één alleen of bij zeer weinigen de regering staat. En alzo maken de dienaren des Woords en de ouderlingen samen een college of gezelschap, zijnde als een raad der Kerk, en vertonende de gehele gemeente; waarop de Heere Christus ziet, wanneer Hij zegt: ‘zeg het der gemeente’; d hetwelk geenszins verstaan kan worden van allen en een ieder lidmaat der gemeente in het bijzonder, maar zeer bekwamelijk van degenen die de gemeente waarvan zij verkoren zijn, regeren.

  • Zo is dan ten eerste het ambt der ouderlingen, met de dienaren des Woords opzicht te hebben over de gemeente die hun bevolen is; naarstig toe te zien of een iegelijk zich behoorlijk gedraagt in belijdenis en in wandel; die zich onstichtelijk gedragen, te vermanen; en te verhoeden dat de sacramenten ontheiligd worden, zoveel mogelijk is; ook mede tegen de onboetvaardigen (volgens de christelijke discipline) te handelen, en de boetvaardigen weder in de schoot der Kerk te ontvangen; gelijk niet alleen blijkt uit de voormelde uitspraak van Christus, maar ook uit meer andere uitspraken der Schrift, als 1 Kor. 5 en 2 Kor. 2, dat deze dingen niet staan bij één of twee personen alleen, maar bij velen die daartoe gesteld zijn.
  • Ten tweede, naardien de apostel beveelt dat onder de christenen alles betamelijk en ordelijk zal toegaan, e en niemand anders dan door wettige beroeping in de Kerk van Christus behoort te dienen, volgens de christelijke ordinantie daarvan zijnde; zo is mede het werk der ouderlingen daarop acht te nemen, en in alle voorvallende zaken die de welstand en de goede orde der Kerk betreffen, met goede raad de dienaren des Woords behulpzaam te zijn; ja ook met raad en troost alle gemene christenen te dienen.
  • Ten derde is hun ambt, inzonderheid mede toezicht te nemen op de lering en de wandel van de dienaren des Woords, teneinde alles tot stichting der Kerk gericht moge worden, en dat geen vreemde leer worde voorgesteld, volgens hetgeen wij lezen in Handelingen 20:28, waar de apostel vermaant naarstige wacht te houden tegen de wolven die in de schaapskooi van Christus mochten komen. f Om hetwelk te doen, de ouderlingen schuldig zijn Gods Woord naarstig te doorzoeken en zichzelf gedurig te oefenen in de overlegging van de verborgenheden des geloofs.

Aangaande de diakenen: van de oorsprong en de instelling der diakenen kunnen wij lezen in de Handelingen der Apostelen. Aldaar vinden wij, dat in het begin de apostelen zelf de bediening der armen gehad hebben; ‘aan wier voeten gelegd werd de prijs der verkochte goederen, en (door welke) aan een iegelijk werd uitgedeeld, naar dat elk van node had’. i Maar alzo daarna een murmurering ontstond, omdat de weduwen der Grieksen in de dagelijkse bediening overgeslagen werden, zo zijn, door vermaning der apostelen, mannen gekozen geworden, die eigenlijk hun werk van de bediening der armen maken zouden, opdat de apostelen in het gebed en in de bediening des Woords te beter mochten volharden. j En dit is van die tijd af onderhouden geweest in de Kerk, gelijk blijkt uit Romeinen 12:8, alwaar de apostel, sprekende van deze dienst, zegt, dat ‘degenen die uitdelen, het doen zullen in eenvoudigheid’. k En elders, sprekende van de ‘behulpsels’, bedoelt hij degenen die in de gemeente gesteld zijn om de armen en ellendigen te helpen in de nood. l

Uit welke plaatsen genoeg te zien is welk het ambt is der diakenen; namelijk,

  • Ten eerste, dat zij in alle getrouwigheid en naarstigheid de aalmoezen en goederen die aan de armen gegeven worden, verzamelen en bewaren; ja ook vlijtig zijn om te helpen toezien, dat tot hulp der armen vele goede middelen gevonden mogen worden.
  • Het tweede deel van hun ambt bestaat in de uitdeling, waartoe vereist wordt, niet alleen onderscheidingsgave en voorzichtigheid, om de aalmoezen niet te besteden dan waar het van node is, maar ook blijmoedigheid en eenvoudigheid om met een bewogen hart en toegenegen gemoed de armen te helpen, gelijk de apostel eist. m Waartoe zeer goed is, dat zij niet alleen met de uiterlijke gift, maar ook met troostelijke redenen uit het Woord van God, aan de armen en ellendigen hulp bewijzen.

Ten einde dan, geliefde broeders N.N., een iegelijk moge horen, dat gij gezind zijt de voorzeide diensten (elk in het zijne) aan te nemen, zo zult gij antwoorden op hetgeen u voorgehouden zal worden.

  • En eerstelijk vraag ik u, zo ouderlingen als diakenen, of gij niet gevoelt in uw harten, dat gij wettiglijk van Gods gemeente, en mitsdien van God zelf, tot deze heilige diensten (elk in het zijne) beroepen zijt?
  • Ten tweede: of gij de Schriften des Ouden en des Nieuwen Testaments houdt voor het enige Woord van God en de volkomen leer der zaligheid, en alle leringen verwerpt die daartegen strijden?
  • Ten derde: of gij belooft uw ambt, gelijk dit hiervoor beschreven is, volgens deze leer, getrouw naar uw vermogen te bedienen; gij, ouderlingen, in de regering der kerk, nevens de dienaren des Woords (en gij, diakenen, in de bediening der armen)? Belooft gij ook gezamenlijk u in alle godzaligheid te gedragen; mede u onderwerpende aan de kerkelijke vermaning, indien gij u kwaamt te ontgaan?

Hierop zullen zij antwoorden: Ja wij.

En daarna zal de dienaar zeggen:
De almogende God en Vader geve u allen tezamen zijn genade, dat gij in deze uw diensten getrouw en vruchtbaar moogt verkeren. Amen.

En voorts zal hij hen vermanen mitsgaders ook de gehele gemeente op de volgende wijze:
Zo weest gij dan, ouderlingen, naarstig in de regering der Kerk, die ulieden nevens de dienaren des Woords bevolen is. Zijt mede als wachters over het huis en de stad van God, om een ieder getrouw te vermanen en te waarschuwen voor zijn verderf. Hebt acht op de onderhouding van de zuiverheid der leer, en de vroomheid des levens in de gemeente des Heeren.
En gij, diakenen, zijt vlijtig in de verzameling der aalmoezen, voorzichtig en blijmoedig in het uitreiken daarvan. Komt de bedrukten te hulp; verzorgt de rechte weduwen en wezen; bewijst weldadigheid aan alle mensen, maar inzonderheid aan de huisgenoten des geloofs. n
Zijt allen gezamenlijk in uw diensten getrouw, en behoudt de verborgenheid des geloofs in een reine consciëntie, o goede voorgangers zijnde voor geheel het volk. Alzo zult gij uzelf een goede opgang verkrijgen en veel vrijmoedigheid in het geloof in Jezus Christus, en hiernamaals ingaan in de vreugde uws Heeren. p
Aan de andere zijde, geliefde christenen, ontvangt deze mannen als dienstknechten van God. Wilt de ouderlingen die wél regeren, dubbele eer waardig achten; a begeeft u gewillig onder hun opzicht en regering. Voorziet de diakenen met goede middelen tot hulp der armen. Zijt weldadig, gij rijken, geeft mild en deelt gaarne mede. En gij, armen, zijt arm van geest en gedraagt u jegens uw verzorgers in alle eerbied; weest dankbaar jegens hen en murmureert niet. Volgt Christus om de spijs der ziel, en niet om het brood. Die gestolen heeft, stele niet meer, maar arbeide liever, werkende met zijn handen wat goed is, opdat hij hebbe mede te delen degene die nood heeft. Dit doende, elk in het zijne, zult gij van de Heere ontvangen het loon der gerechtigheid.

Doch alzo wij van onszelf hiertoe onbekwaam zijn, zo laat ons de almachtige God aldus aanroepen:
Heere God, hemelse Vader, wij danken U, dat het U beliefd heeft, tot meerdere wasdom Uwer Kerk, daarin te ordineren nevens de dienaren des Woords, regeerders en helpers, waardoor Uw gemeente in goede vrede en welstand zou kunnen bewaard worden, en de arme mensen onderhouden; en dat Gij ons tegenwoordig in deze plaats verleend hebt mannen van goede getuigenis, en die begaafd zijn met Uw Geest. Wij bidden U, verleen hun meer en meer zodanige gaven, als hun in hun bediening van node zijn: de gave der wijsheid, der kloekheid, der onderscheiding en der weldadigheid; teneinde een ieder zich behoorlijk kwijte in zijn ambt: de ouderlingen, in vlijtig opzicht te nemen op de leer en de wandel, in het weren van de wolven uit de schaapskooi van Uw lieve Zoon, en in het vermanen en bestraffen der ongeregelde mensen; insgelijks de diakenen, in het naarstig ontvangen en mild en voorzichtig uitdelen der aalmoezen aan de armen, ook mede in het liefelijk vertroosten van deze met Uw heilig Woord. Schenk aan beiden, ouderlingen en diakenen, Uw genade, dat zij in hun getrouwe arbeid volstandig voortgaan, zonder door enige moeite, verdriet of vervolging der wereld immermeer te vertragen. Verleen ook inzonderheid Uw goddelijke zegen aan dit volk, waarover zij gesteld zijn, opdat zij zichzelf aan de goede vermaning der ouderlingen gaarne onderwerpen, hen in eer houdende om huns ambts wil. Geef ook de rijken milde harten tot de armen, en de armen een dankbaar gemoed jegens degenen die hen helpen en dienen; ten einde alzo, een iegelijk zich kwijtende in zijn ambt, Uw heilige Naam daardoor groot gemaakt en het Rijk van Uw Zoon Christus bevorderd moge worden; in wiens Naam wij ons gebed besluiten, zeggende:
Onze Vader, die in de hemelen zijt;
Uw Naam worde geheiligd.
Uw koninkrijk kome.
Uw wil geschiede, gelijk in de hemel, alzo ook op de aarde.
Geef ons heden ons dagelijks brood.
En vergeef ons onze schulden,
gelijk ook wij vergeven onze schuldenaren.
En leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van de boze.
Want Uw is het Koninkrijk,
en de kracht,
en de heerlijkheid
in der eeuwigheid.
Amen.

HSV / PKN hertaalde versie (2004)

Geliefden in onze Heere Jezus Christus, u weet dat wij u verschillende keren de namen bekendgemaakt hebben van de hier aanwezige broeders, die gekozen zijn tot het ambt van ouderling of diaken in deze gemeente. De reden daarvan was om te vernemen of iemand iets zou inbrengen waardoor zij niet in het ambt bevestigd mogen worden. Ons is gebleken dat niemand iets wettigs tegen hen ingebracht heeft. Daarom zullen wij nu in de Naam des Heeren tot hun bevestiging overgaan.
Wij verzoeken u, broeders, die nu bevestigd zult worden, en alle anderen die hier aanwezig zijn, eerst met aandacht te luisteren naar een korte uitleg van de ingestelde ambten op grond van Gods Woord.

Inzake de ouderlingen is op te merken dat het woord ouderling of ‘oudste’, dat uit het Oude Testament afkomstig is en een persoon aanduidt die in een aanzienlijk regeerambt is geplaatst, wordt toegekend aan tweeërlei personen die in de kerk van Jezus Christus dienen. Want de apostel Paulus zegt dat de ouderlingen die op de juiste wijze regeren, dubbele eer waardig geacht worden, voornamelijk die arbeiden in het Woord en de leer. a Daaruit blijkt dat er in de apostolische kerk twee soorten ouderlingen zijn geweest. Ten eerste dienaren des Woords, herders en leraars die het evangelie verkondigden en de sacramenten bedienden. Ten tweede degenen die niet het woord bedienden, maar wel dienst verrichtten in de gemeente. Zij droegen een bijzonder ambt, namelijk dat ze over de kerk opzicht hadden en haar regeerden samen met de dienaren des Woords. Want eerst heeft Paulus in Romeinen 12 gesproken over het leerambt en het ambt van uitdelen of diakenschap. Daarna spreekt hij afzonderlijk over het regeerambt: laat ieder die leiding geeft, dat ‘in naarstigheid’, dat wil zeggen ‘nauwgezet’ doen. b Op een andere plaats noemt hij bij de gaven en ambten die God in de gemeente heeft gegeven, eveneens het regeren. c Zij die in het regeerambt dienen, hebben de taak de dienaren die het evangelie prediken, te helpen en bij te staan. Evenzo waren in het Oude Testament de gewone levieten in de tabernakeldienst als helpers aan de priesters toegevoegd voor zaken die dezen niet alleen konden verrichten. Niettemin bleven het steeds verschillende ambten. Bovendien is het goed, dat aan de dienaren des Woords mannen worden toegevoegd die meeregeren om elke vorm van tirannie en heerszucht te weren uit de gemeente van God. Die kunnen des te gemakkelijker binnendringen wanneer de leiding bij één alleen of zeer weinigen berust.
Zo vormen de dienaren des Woords en de ouderlingen met de diakenen samen een college: een raad van de kerk die heel de gemeente vertegenwoordigt. Hierop doelt de Heere Christus, als Hij de uitspraak doet: ‘Zeg het de gemeente’. d Hiermee worden geenszins allen bedoeld, of ieder lidmaat van de gemeente afzonderlijk, maar juist degenen die door de gemeente gekozen zijn om te regeren.

Het ambt van ouderling omvat het volgende:

  • Ten eerste samen met de dienaren des Woords opzicht houden over de gemeente die hun is toevertrouwd; nauwgezet toezien of iedereen zich in belijdenis en levenswandel behoorlijk gedraagt; vermanen van hen die zich onstichtelijk gedragen; zoveel mogelijk voorkomen dat de sacramenten ontheiligd worden; christelijke tucht oefenen over hen die geen berouw tonen, en hen die berouw tonen weer in de schoot der kerk ontvangen. Dit blijkt niet alleen uit de eerder genoemde uitspraak van Christus, maar ook uit andere uitspraken in de Schrift, zoals 1 Korinthe 5 en 2 Korinthe 2. Daar lezen we dat de genoemde taken niet berusten bij één of twee, maar bij velen die daartoe de opdracht hebben.
  • Ten tweede is het ook het werk van de ouderlingen erop toe te zien dat onder christenen alles op gepaste en ordelijke wijze zal toegaan e en dat niemand anders dan door wettige beroeping, volgens de vastgestelde orde, in de kerk van Christus zal dienen. Zo immers is de opdracht van de apostel. Verder is het hun werk om alles wat betrekking heeft op het welzijn en de goede orde van de kerk, de dienaren des Woords met goede raad te helpen en alle gemeenteleden met raad en troost van dienst te zijn.
  • Ten derde is hun ambt in het bijzonder mede opzicht te oefenen over leer en levenswandel van de dienaren des Woords, want alles dient erop gericht te zijn dat de kerk wordt opgebouwd en de valse leer geweerd. Zo lezen wij in Handelingen 20:28, waar de apostel vermaant waakzaam te zijn tegen de wolven die de schaapskooi van Christus kunnen binnendringen. f Om dit te kunnen doen, rust op de ouderlingen de verplichting Gods Woord ijverig te onderzoeken en zich voortdurend te oefenen in de overdenking van de verborgenheden van het geloof.
  • Ten vierde: aan sommigen van hen is in het bijzonder toevertrouwd te waken voor de instandhouding van de openbare eredienst. Zij zullen daarbij niet alleen de geestelijke, maar ook de stoffelijke belangen van de gemeente behartigen, opdat er voldoende gelegenheid zal zijn om het evangelie te prediken, de sacramenten te bedienen en de Naam des Heeren in het openbaar aan te roepen.

Nu wat de diakenen betreft. Over de dienst der barmhartigheid leert de Schrift dat deze voortvloeit uit de volkomen liefde van Christus voor de gemeente, die Hij kocht met Zijn bloed. Hij kwam in de wereld om te dienen en ontfermde Zich over hen die in nood waren. Christus is het Lam dat de zonde der wereld wegneemt, g de Knecht des Heeren die onze krankheden op Zich genomen en onze smarten gedragen heeft h en die niet rusten zal, totdat bij Zijn wederkomst ook de gevolgen van de zonde een einde zullen hebben.
In navolging van haar Heere zorgde de eerste christelijke gemeente ervoor dat niemand in haar midden gebrek had. De gemeente van Christus heeft bovendien een taak wereldwijd: het lenigen van lijden en nood in de hele wereld.
Over de instelling van het diakenambt kunnen wij lezen in het boek Handelingen. Daar staat dat de apostelen aanvankelijk zelf de armenzorg hebben behartigd. De opbrengst van de verkochte goederen werd aan de voeten van de apostelen gelegd en er werd uitgedeeld naarmate ieder nodig had. i Maar er ontstond ontevredenheid, omdat Grieks sprekende weduwen bij de dagelijkse uitdeling werden overgeslagen. Op aandringen van de apostelen zijn daarom mannen gekozen die de zorg voor de armen tot hun specifieke taak zouden rekenen, opdat de apostelen zelf zich des te meer zouden kunnen wijden aan het gebed en de bediening van het Woord. j Zo heeft het sindsdien in de kerk gefunctioneerd. Dit blijkt uit Romeinen 12:8, waar de apostel sprekende van deze dienst zegt dat degenen die uitdelen, dit doen zullen in alle eenvoud. k En als hij elders spreekt van helpers, bedoelt hij degenen die in de gemeente gesteld zijn om de armen en ellendigen te helpen in de nood. l

Uit deze teksten blijkt duidelijk dat het ambt van diaken het volgende omvat:

  • Ten eerste: getrouw en zorgvuldig de giften en goederen, voor de armen gegeven, in te zamelen en te bewaren. Zij zullen zich ook met toewijding inzetten voor het vinden van voldoende middelen om de armen te helpen.
  • Ten tweede: het uitdelen van gaven. Hiertoe wordt niet alleen vereist oplettendheid en zorgvuldigheid om de giften daar te besteden waar het nodig is, maar ook blijdschap en eenvoud om met een bewogen en welwillend hart de armen te helpen, zoals de apostel ons voorhoudt. m Hierbij is het van groot belang dat zij de hulpbehoevenden niet alleen helpen met materiële gaven, maar ook met troostvolle woorden uit de Schrift.

Ten slotte geldt voor alle ambtsdragers, dat hun naar de orde der kerk geheimhouding is opgelegd van al datgene wat bij de uitoefening van hun ambt vertrouwelijk te hunner kennis is gekomen.
Geliefde broeders, opdat allen mogen horen dat u bereid bent uw ambt te aanvaarden, verzoek ik u te antwoorden op de volgende vragen.

  • Ten eerste: Bent u er in uw hart van overtuigd dat u wettig door Gods gemeente en daarom door God Zelf tot deze heilige dienst geroepen bent?
  • Ten tweede: Houdt u de boeken van het Oude en Nieuwe Testament voor het enige Woord van God en de volkomen leer der zaligheid? Verwerpt u alle leringen die daarmee in strijd zijn?
  • Ten derde: Belooft u uw ambt getrouw uit te oefenen, in overeenstemming met deze leer, naar de u voor uw ambt geschonken gaven; en belooft u geheim te houden datgene wat bij de uitoefening van uw ambt vertrouwelijk te uwer kennis is gekomen? Belooft u zich ook gezamenlijk godvrezend te gedragen en u te onderwerpen aan de kerkelijke tucht, wanneer u zich onwaardig gedraagt?

Antwoord: Ja.

De almachtige God en Vader geve u allen tezamen Zijn genade om in uw ambt getrouw en vruchtbaar te zijn. Amen.

Hierna spreekt de predikant tot hen en de gemeente de volgende woorden:
Ouderlingen, wees nauwgezet in wat u samen met de dienaren des Woords is toevertrouwd, namelijk het regeren van de kerk. Waak over de gemeente als het huis en de stad van God, door iedereen trouw te vermanen en te waarschuwen voor de weg die naar het verderf leidt. Heb acht op het handhaven van de zuivere leer en een vrome levenswandel in de gemeente des Heeren.
Diakenen, zamel de gaven met zorg in en deel ze op verstandige wijze en met vreugde uit. Kom hen die in nood zijn te hulp. Zorg voor de weduwen en weduwnaren, de wezen en allen die in nood zijn. Betoon metterdaad liefde aan alle mensen, maar in het bijzonder aan de medegelovigen. n
Wees allen getrouw in uw ambt, bewaar de verborgenheid van het geloof in een zuiver hart, o wees een goed voorbeeld voor de hele gemeente. Op deze wijze ontvangt u een goede ingang in de gemeente en veel vrijmoedigheid in het geloof in Christus Jezus en zult u na dit leven ingaan in de vreugde van uw Heere. p
Geliefde christenen, ontvang van uw kant deze mannen als dienaren van God. Bid voor hen. Treed de ouderlingen die op goede wijze regeren, met groot respect tegemoet. a en aanvaard gewillig hun opzicht en leiding. Voorzie de ouder-lingen-kerkrentmeester ruim van middelen, zowel voor de eredienst als voor andere kerkelijke doelen. Voorzie de diakenen van voldoende middelen om de armen te helpen. Wees mild en royaal in het geven. Wees Christus dankbaar, die u ook door hun zorg Zijn barmhartigheid bewijst. Laat ieder indien mogelijk door eigen arbeid in zijn onderhoud voorzien, om zo noodlijdenden te kunnen helpen. Als ieder zo handelt op de plaats die God hem of haar gegeven heeft, zult u van Hem het loon der gerechtigheid ontvangen.

Omdat wij hiertoe onbekwaam zijn, laten wij de almachtige God aanroepen:
Heere God, hemelse Vader, wij danken U dat het U behaagd heeft tot meerdere groei van Uw kerk naast degenen die het Woord bedienen, ook ambtsdragers te geven voor het regeren en voor dienstbetoon, om vrede en welzijn in Uw gemeente te bewaren en in het levensonderhoud van armen te voorzien. U hebt ons vandaag mannen met een goed getuigenis geschonken, die de gave van Uw Geest hebben ontvangen.
Wij bidden U aan hen in toenemende mate de gaven te verlenen die zij in hun ambtsbediening nodig hebben: wijsheid, moed, onderscheidingsvermogen en milddadigheid, opdat ieder zijn ambt kan vervullen zoals het behoort. Laat de ouderlingen nauwgezet toezien op de leer en op de levenswandel, doe hen de wolven weren uit de schaapskooi van Uw lieve Zoon en ontspoorde gemeenteleden vermanen en bestraffen. Laat de ouderlingen-kerkrentmeester trouw zijn in de behartiging van de stoffelijke belangen van de gemeente. Laat de diakenen zich vol ijver inzetten voor het ontvangen van gaven en laat hen die mild en wijs aan de armen geven, te zamen met de liefdevolle troost uit Uw Heilig Woord. Schenk de ambtsdragers Uw genade, opdat zij in hun trouwe arbeid mogen volharden ondanks moeite, verdriet of vervolging.
Verleen in het bijzonder Uw goddelijke zegen aan de gemeente waarover zij gesteld zijn, zodat deze zich aan de terechte vermaningen van de ouderlingen onderwerpt en hen omwille van het ambt in ere houdt.
Geef ons allen een mild hart voor armen en verdrukten en geef hun een dankbaar hart. Moge door dit alles Uw heilige Naam groot gemaakt en het rijk van Uw Zoon Christus bevorderd worden. In Zijn Naam besluiten wij ons gebed:
Onze Vader, Die in de hemelen zijt!
Uw Naam worde geheiligd.
Uw Koninkrijk kome.
Uw wil geschiede, gelijk in de hemel, alzo ook op de aarde.
Geef ons heden ons dagelijks brood.
En vergeef ons onze schulden,
gelijk ook wij vergeven onze schuldenaren.
En leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van de boze.

Want Uw is het Koninkrijk,
en de kracht,
en de heerlijkheid,
in eeuwigheid.
Amen.

Bewijsteksten

a

Laat ouderlingen die goed leiding geven, dubbele eer waard geacht worden, vooral diegenen die arbeiden in het Woord en in de leer. 1 Timotheüs 5:17

b

Hetzij profetie, naar de mate van het geloof; hetzij dienstbetoon, in het dienen; hetzij wie onderwijst, in het onderwijzen; hetzij wie bemoedigt, in het bemoedigen; wie uitdeelt, in oprechtheid; wie leiding geeft, met inzet; wie zich over anderen ontfermt, met blijmoedigheid. Romeinen 12:7-8

c

God nu heeft sommigen in de gemeente een plaats gegeven: ten eerste apostelen, ten tweede profeten, ten derde leraars, vervolgens krachten, daarna genadegaven van genezingen, vormen van hulpverlening, bestuurlijke gaven, allerlei talen. 1 Korinthe 12:28

d

Als hij niet naar hen luistert, zeg het dan tegen de gemeente. En als hij ook niet naar de gemeente luistert, laat hij dan voor u als de heiden en de tollenaar zijn. Mattheüs 18:17

e

Laat alle dingen op een gepaste wijze en in goede orde gebeuren. 1 Korinthe 14:40

f

Zie dan toe op uzelf en op heel de kudde, te midden waarvan de Heilige Geest u tot opzieners aangesteld heeft om de gemeente van God te weiden, die Hij verkregen heeft door Zijn eigen bloed. Handelingen 20:28

g

De volgende dag zag Johannes Jezus naar zich toe komen en hij zei: Zie het Lam van God, Dat de zonde van de wereld wegneemt! Johannes 1:29

h

Voorwaar, onze ziekten heeft Híj op Zich genomen, ons leed heeft Hij gedragen. Wíj hielden Hem echter voor een geplaagde, door God geslagen en verdrukt. Jesaja 53:4

i

Want er was ook niemand onder hen die gebrek leed; want allen die landerijen of huizen bezaten, verkochten die en brachten de opbrengst van het verkochte en legden die aan de voeten van de apostelen. En aan ieder werd uitgedeeld naar dat men nodig had. Handelingen 4:34-35

j

In die dagen, toen het aantal discipelen steeds toenam, ontstond er gemor van de Griekssprekenden tegen de Hebreeën, omdat hun weduwen bij het dagelijkse dienstbetoon over het hoofd gezien werden. En de twaalf riepen de menigte van de discipelen bij zich en zeiden: Het is niet behoorlijk dat wij nalaten het Woord van God te verkondigen om de tafels te dienen. Zie daarom uit, broeders, naar zeven mannen uit uw midden, van wie men een goed getuigenis geeft, vol van de Heilige Geest en van wijsheid, die wij voor deze noodzakelijke taak zullen aanstellen. Handelingen 6:1-3

k

Hetzij wie bemoedigt, in het bemoedigen; wie uitdeelt, in oprechtheid; wie leiding geeft, met inzet; wie zich over anderen ontfermt, met blijmoedigheid. Romeinen 12:8

m

Hetzij wie bemoedigt, in het bemoedigen; wie uitdeelt, in oprechtheid; wie leiding geeft, met inzet; wie zich over anderen ontfermt, met blijmoedigheid. Romeinen 12:8

Laat ieder doen zoals hij in zijn hart voorgenomen heeft, niet met tegenzin of uit dwang, want God heeft een blijmoedige gever lief. 2 Korinthe 9:7

n

Laten wij dus, terwijl wij gelegenheid hebben, goeddoen aan allen, maar vooral aan de huisgenoten van het geloof. Galaten 6:10

o

En het geheimenis van het geloof vasthouden in een zuiver geweten. 1 Timotheüs 3:9

p

Want zij die hun dienst goed verricht hebben, maken dat zij hoog staan aangeschreven en veel vrijmoedigheid verkrijgen in het geloof in Christus Jezus. 1 Timotheüs 3:13

Deze website is nog in ontwikkeling

Momenteel is deze website in bèta-versie beschikbaar. U kunt al wel gebruik maken van deze website. In de komende maanden worden moeilijke en verouderde woorden in de klassieke liturgische formulieren voorzien van uitleg. Help mee en ondersteun deze werkzaamheden.

Psalmen: 150 van 150
Formulieren: 0 van 8
Voorkeuren
Formulierenklassiek, PKN
BijbelvertalingHSV
Tekstgrootte17