Geliefde christenen, gijlieden weet, hoe wij nu tot onderscheiden reizen u voorgedragen hebben de namen van onze tegenwoordige medebroeders, die tot de dienst van het ouderlingschap (en van het diakenschap) dezer gemeente verkoren zijn, om te vernemen, of iemand wat had, waarom zij in hun ambt niet zouden behoren bevestigd te worden. Het is nu alzo, dat voor ons niemand is verschenen die iets wettigs tegen hen voorgebracht heeft; waarom wij thans in de naam des Heeren tot hun bevestiging zullen voortvaren.
Om hiertoe te komen, zult gij, broeders die men bevestigen zal, en voorts allen die hier tegenwoordig zijt, vooreerst aanhoren uit het Woord van God een korte verklaring van de instelling en het ambt der ouderlingen (en diakenen).
Belangende de ouderlingen is aan te merken, dat het woord ouderling of oudste (hetwelk uit het Oude Testament is genomen en een persoon betekent die in een aanzienlijk ambt van regering over anderen gesteld is) toegeschreven wordt aan tweeërlei personen, die in de Kerk van Jezus Christus dienen; want de apostel zegt: ‘De ouderlingen die wél regeren, zullen dubbele eer waardig geacht worden, voornamelijk die arbeiden in het Woord en in de leer.’ a Daar ziet men, dat in de apostolische Kerk twee soorten van ouderlingen zijn geweest, waarvan de eersten hebben gearbeid in het Woord en de leer, en de anderen niet. De eersten waren de dienaars des Woords en de herders die het evangelie verkondigden en de sacramenten bedienden; maar de anderen, die niet in het Woord arbeidden en nochtans mede in de gemeente dienden, droegen een bijzonder ambt; dat zij namelijk over de Kerk opzicht hadden, en die regeerden met de dienaren des Woords; want Paulus, gesproken hebbende van het leerambt, en ook van het ambt der uitdeling of diakenschap, spreekt daarna van deze dienst afzonderlijk, zeggende: ‘die een voorstander is, dat hij zulks doe in naarstigheid’. b Insgelijks op een andere plaats noemt hij onder de gaven en ambten die God in de gemeente gesteld heeft, ‘de regering’. c
Zo is dan deze soort van dienaren de anderen, die het evangelie prediken, tot hulp en bijstand, gelijk in het Oude Testament de gemene levieten in de dienst des tabernakels de priesters bijgevoegd waren, als medehelpers in hetgeen de priesters alleen niet hadden kunnen doen; blijvende nochtans die ambten altijd onderscheiden. Bovendien is het goed, dat bij de dienaren des Woords zodanige mannen tot mederegeerders gevoegd worden, teneinde daardoor uit de gemeente Gods temeer geweerd worde alle tirannie en heerschappij, die lichter kan inbreken wanneer bij één alleen of bij zeer weinigen de regering staat. En alzo maken de dienaren des Woords en de ouderlingen samen een college of gezelschap, zijnde als een raad der Kerk, en vertonende de gehele gemeente; waarop de Heere Christus ziet, wanneer Hij zegt: ‘zeg het der gemeente’; d hetwelk geenszins verstaan kan worden van allen en een ieder lidmaat der gemeente in het bijzonder, maar zeer bekwamelijk van degenen die de gemeente waarvan zij verkoren zijn, regeren.
Aangaande de diakenen: van de oorsprong en de instelling der diakenen kunnen wij lezen in de Handelingen der Apostelen. Aldaar vinden wij, dat in het begin de apostelen zelf de bediening der armen gehad hebben; ‘aan wier voeten gelegd werd de prijs der verkochte goederen, en (door welke) aan een iegelijk werd uitgedeeld, naar dat elk van node had’. i Maar alzo daarna een murmurering ontstond, omdat de weduwen der Grieksen in de dagelijkse bediening overgeslagen werden, zo zijn, door vermaning der apostelen, mannen gekozen geworden, die eigenlijk hun werk van de bediening der armen maken zouden, opdat de apostelen in het gebed en in de bediening des Woords te beter mochten volharden. j En dit is van die tijd af onderhouden geweest in de Kerk, gelijk blijkt uit Romeinen 12:8, alwaar de apostel, sprekende van deze dienst, zegt, dat ‘degenen die uitdelen, het doen zullen in eenvoudigheid’. k En elders, sprekende van de ‘behulpsels’, bedoelt hij degenen die in de gemeente gesteld zijn om de armen en ellendigen te helpen in de nood. l
Uit welke plaatsen genoeg te zien is welk het ambt is der diakenen; namelijk,
Ten einde dan, geliefde broeders N.N., een iegelijk moge horen, dat gij gezind zijt de voorzeide diensten (elk in het zijne) aan te nemen, zo zult gij antwoorden op hetgeen u voorgehouden zal worden.
Hierop zullen zij antwoorden: Ja wij.
En daarna zal de dienaar zeggen:
De almogende God en Vader geve u allen tezamen zijn genade, dat gij in deze uw diensten getrouw en vruchtbaar moogt verkeren. Amen.
En voorts zal hij hen vermanen mitsgaders ook de gehele gemeente op de volgende wijze:
Zo weest gij dan, ouderlingen, naarstig in de regering der Kerk, die ulieden nevens de dienaren des Woords bevolen is. Zijt mede als wachters over het huis en de stad van God, om een ieder getrouw te vermanen en te waarschuwen voor zijn verderf. Hebt acht op de onderhouding van de zuiverheid der leer, en de vroomheid des levens in de gemeente des Heeren.
En gij, diakenen, zijt vlijtig in de verzameling der aalmoezen, voorzichtig en blijmoedig in het uitreiken daarvan. Komt de bedrukten te hulp; verzorgt de rechte weduwen en wezen; bewijst weldadigheid aan alle mensen, maar inzonderheid aan de huisgenoten des geloofs. n
Zijt allen gezamenlijk in uw diensten getrouw, en behoudt de verborgenheid des geloofs in een reine consciëntie, o goede voorgangers zijnde voor geheel het volk. Alzo zult gij uzelf een goede opgang verkrijgen en veel vrijmoedigheid in het geloof in Jezus Christus, en hiernamaals ingaan in de vreugde uws Heeren. p
Aan de andere zijde, geliefde christenen, ontvangt deze mannen als dienstknechten van God. Wilt de ouderlingen die wél regeren, dubbele eer waardig achten; a begeeft u gewillig onder hun opzicht en regering. Voorziet de diakenen met goede middelen tot hulp der armen. Zijt weldadig, gij rijken, geeft mild en deelt gaarne mede. En gij, armen, zijt arm van geest en gedraagt u jegens uw verzorgers in alle eerbied; weest dankbaar jegens hen en murmureert niet. Volgt Christus om de spijs der ziel, en niet om het brood. Die gestolen heeft, stele niet meer, maar arbeide liever, werkende met zijn handen wat goed is, opdat hij hebbe mede te delen degene die nood heeft. Dit doende, elk in het zijne, zult gij van de Heere ontvangen het loon der gerechtigheid.
Doch alzo wij van onszelf hiertoe onbekwaam zijn, zo laat ons de almachtige God aldus aanroepen:
Heere God, hemelse Vader, wij danken U, dat het U beliefd heeft, tot meerdere wasdom Uwer Kerk, daarin te ordineren nevens de dienaren des Woords, regeerders en helpers, waardoor Uw gemeente in goede vrede en welstand zou kunnen bewaard worden, en de arme mensen onderhouden; en dat Gij ons tegenwoordig in deze plaats verleend hebt mannen van goede getuigenis, en die begaafd zijn met Uw Geest. Wij bidden U, verleen hun meer en meer zodanige gaven, als hun in hun bediening van node zijn: de gave der wijsheid, der kloekheid, der onderscheiding en der weldadigheid; teneinde een ieder zich behoorlijk kwijte in zijn ambt: de ouderlingen, in vlijtig opzicht te nemen op de leer en de wandel, in het weren van de wolven uit de schaapskooi van Uw lieve Zoon, en in het vermanen en bestraffen der ongeregelde mensen; insgelijks de diakenen, in het naarstig ontvangen en mild en voorzichtig uitdelen der aalmoezen aan de armen, ook mede in het liefelijk vertroosten van deze met Uw heilig Woord. Schenk aan beiden, ouderlingen en diakenen, Uw genade, dat zij in hun getrouwe arbeid volstandig voortgaan, zonder door enige moeite, verdriet of vervolging der wereld immermeer te vertragen. Verleen ook inzonderheid Uw goddelijke zegen aan dit volk, waarover zij gesteld zijn, opdat zij zichzelf aan de goede vermaning der ouderlingen gaarne onderwerpen, hen in eer houdende om huns ambts wil. Geef ook de rijken milde harten tot de armen, en de armen een dankbaar gemoed jegens degenen die hen helpen en dienen; ten einde alzo, een iegelijk zich kwijtende in zijn ambt, Uw heilige Naam daardoor groot gemaakt en het Rijk van Uw Zoon Christus bevorderd moge worden; in wiens Naam wij ons gebed besluiten, zeggende:
Onze Vader, die in de hemelen zijt;
Uw Naam worde geheiligd.
Uw koninkrijk kome.
Uw wil geschiede, gelijk in de hemel, alzo ook op de aarde.
Geef ons heden ons dagelijks brood.
En vergeef ons onze schulden,
gelijk ook wij vergeven onze schuldenaren.
En leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van de boze.
Want Uw is het Koninkrijk,
en de kracht,
en de heerlijkheid
in der eeuwigheid.
Amen.
Geliefden in onze Heere Jezus Christus, u weet dat wij u verschillende keren de namen bekendgemaakt hebben van de hier aanwezige broeders, die gekozen zijn tot het ambt van ouderling of diaken in deze gemeente. De reden daarvan was om te vernemen of iemand iets zou inbrengen waardoor zij niet in het ambt bevestigd mogen worden. Ons is gebleken dat niemand iets wettigs tegen hen ingebracht heeft. Daarom zullen wij nu in de Naam des Heeren tot hun bevestiging overgaan.
Wij verzoeken u, broeders, die nu bevestigd zult worden, en alle anderen die hier aanwezig zijn, eerst met aandacht te luisteren naar een korte uitleg van de ingestelde ambten op grond van Gods Woord.
Inzake de ouderlingen is op te merken dat het woord ouderling of ‘oudste’, dat uit het Oude Testament afkomstig is en een persoon aanduidt die in een aanzienlijk regeerambt is geplaatst, wordt toegekend aan tweeërlei personen die in de kerk van Jezus Christus dienen. Want de apostel Paulus zegt dat de ouderlingen die op de juiste wijze regeren, dubbele eer waardig geacht worden, voornamelijk die arbeiden in het Woord en de leer. a Daaruit blijkt dat er in de apostolische kerk twee soorten ouderlingen zijn geweest. Ten eerste dienaren des Woords, herders en leraars die het evangelie verkondigden en de sacramenten bedienden. Ten tweede degenen die niet het woord bedienden, maar wel dienst verrichtten in de gemeente. Zij droegen een bijzonder ambt, namelijk dat ze over de kerk opzicht hadden en haar regeerden samen met de dienaren des Woords. Want eerst heeft Paulus in Romeinen 12 gesproken over het leerambt en het ambt van uitdelen of diakenschap. Daarna spreekt hij afzonderlijk over het regeerambt: laat ieder die leiding geeft, dat ‘in naarstigheid’, dat wil zeggen ‘nauwgezet’ doen. b Op een andere plaats noemt hij bij de gaven en ambten die God in de gemeente heeft gegeven, eveneens het regeren. c Zij die in het regeerambt dienen, hebben de taak de dienaren die het evangelie prediken, te helpen en bij te staan. Evenzo waren in het Oude Testament de gewone levieten in de tabernakeldienst als helpers aan de priesters toegevoegd voor zaken die dezen niet alleen konden verrichten. Niettemin bleven het steeds verschillende ambten. Bovendien is het goed, dat aan de dienaren des Woords mannen worden toegevoegd die meeregeren om elke vorm van tirannie en heerszucht te weren uit de gemeente van God. Die kunnen des te gemakkelijker binnendringen wanneer de leiding bij één alleen of zeer weinigen berust.
Zo vormen de dienaren des Woords en de ouderlingen met de diakenen samen een college: een raad van de kerk die heel de gemeente vertegenwoordigt. Hierop doelt de Heere Christus, als Hij de uitspraak doet: ‘Zeg het de gemeente’. d Hiermee worden geenszins allen bedoeld, of ieder lidmaat van de gemeente afzonderlijk, maar juist degenen die door de gemeente gekozen zijn om te regeren.
Het ambt van ouderling omvat het volgende:
Nu wat de diakenen betreft. Over de dienst der barmhartigheid leert de Schrift dat deze voortvloeit uit de volkomen liefde van Christus voor de gemeente, die Hij kocht met Zijn bloed. Hij kwam in de wereld om te dienen en ontfermde Zich over hen die in nood waren. Christus is het Lam dat de zonde der wereld wegneemt, g de Knecht des Heeren die onze krankheden op Zich genomen en onze smarten gedragen heeft h en die niet rusten zal, totdat bij Zijn wederkomst ook de gevolgen van de zonde een einde zullen hebben.
In navolging van haar Heere zorgde de eerste christelijke gemeente ervoor dat niemand in haar midden gebrek had. De gemeente van Christus heeft bovendien een taak wereldwijd: het lenigen van lijden en nood in de hele wereld.
Over de instelling van het diakenambt kunnen wij lezen in het boek Handelingen. Daar staat dat de apostelen aanvankelijk zelf de armenzorg hebben behartigd. De opbrengst van de verkochte goederen werd aan de voeten van de apostelen gelegd en er werd uitgedeeld naarmate ieder nodig had. i Maar er ontstond ontevredenheid, omdat Grieks sprekende weduwen bij de dagelijkse uitdeling werden overgeslagen. Op aandringen van de apostelen zijn daarom mannen gekozen die de zorg voor de armen tot hun specifieke taak zouden rekenen, opdat de apostelen zelf zich des te meer zouden kunnen wijden aan het gebed en de bediening van het Woord. j Zo heeft het sindsdien in de kerk gefunctioneerd. Dit blijkt uit Romeinen 12:8, waar de apostel sprekende van deze dienst zegt dat degenen die uitdelen, dit doen zullen in alle eenvoud. k En als hij elders spreekt van helpers, bedoelt hij degenen die in de gemeente gesteld zijn om de armen en ellendigen te helpen in de nood. l
Uit deze teksten blijkt duidelijk dat het ambt van diaken het volgende omvat:
Ten slotte geldt voor alle ambtsdragers, dat hun naar de orde der kerk geheimhouding is opgelegd van al datgene wat bij de uitoefening van hun ambt vertrouwelijk te hunner kennis is gekomen.
Geliefde broeders, opdat allen mogen horen dat u bereid bent uw ambt te aanvaarden, verzoek ik u te antwoorden op de volgende vragen.
Antwoord: Ja.
De almachtige God en Vader geve u allen tezamen Zijn genade om in uw ambt getrouw en vruchtbaar te zijn. Amen.
Hierna spreekt de predikant tot hen en de gemeente de volgende woorden:
Ouderlingen, wees nauwgezet in wat u samen met de dienaren des Woords is toevertrouwd, namelijk het regeren van de kerk. Waak over de gemeente als het huis en de stad van God, door iedereen trouw te vermanen en te waarschuwen voor de weg die naar het verderf leidt. Heb acht op het handhaven van de zuivere leer en een vrome levenswandel in de gemeente des Heeren.
Diakenen, zamel de gaven met zorg in en deel ze op verstandige wijze en met vreugde uit. Kom hen die in nood zijn te hulp. Zorg voor de weduwen en weduwnaren, de wezen en allen die in nood zijn. Betoon metterdaad liefde aan alle mensen, maar in het bijzonder aan de medegelovigen. n
Wees allen getrouw in uw ambt, bewaar de verborgenheid van het geloof in een zuiver hart, o wees een goed voorbeeld voor de hele gemeente. Op deze wijze ontvangt u een goede ingang in de gemeente en veel vrijmoedigheid in het geloof in Christus Jezus en zult u na dit leven ingaan in de vreugde van uw Heere. p
Geliefde christenen, ontvang van uw kant deze mannen als dienaren van God. Bid voor hen. Treed de ouderlingen die op goede wijze regeren, met groot respect tegemoet. a en aanvaard gewillig hun opzicht en leiding. Voorzie de ouder-lingen-kerkrentmeester ruim van middelen, zowel voor de eredienst als voor andere kerkelijke doelen. Voorzie de diakenen van voldoende middelen om de armen te helpen. Wees mild en royaal in het geven. Wees Christus dankbaar, die u ook door hun zorg Zijn barmhartigheid bewijst. Laat ieder indien mogelijk door eigen arbeid in zijn onderhoud voorzien, om zo noodlijdenden te kunnen helpen. Als ieder zo handelt op de plaats die God hem of haar gegeven heeft, zult u van Hem het loon der gerechtigheid ontvangen.
Omdat wij hiertoe onbekwaam zijn, laten wij de almachtige God aanroepen:
Heere God, hemelse Vader, wij danken U dat het U behaagd heeft tot meerdere groei van Uw kerk naast degenen die het Woord bedienen, ook ambtsdragers te geven voor het regeren en voor dienstbetoon, om vrede en welzijn in Uw gemeente te bewaren en in het levensonderhoud van armen te voorzien. U hebt ons vandaag mannen met een goed getuigenis geschonken, die de gave van Uw Geest hebben ontvangen.
Wij bidden U aan hen in toenemende mate de gaven te verlenen die zij in hun ambtsbediening nodig hebben: wijsheid, moed, onderscheidingsvermogen en milddadigheid, opdat ieder zijn ambt kan vervullen zoals het behoort. Laat de ouderlingen nauwgezet toezien op de leer en op de levenswandel, doe hen de wolven weren uit de schaapskooi van Uw lieve Zoon en ontspoorde gemeenteleden vermanen en bestraffen. Laat de ouderlingen-kerkrentmeester trouw zijn in de behartiging van de stoffelijke belangen van de gemeente. Laat de diakenen zich vol ijver inzetten voor het ontvangen van gaven en laat hen die mild en wijs aan de armen geven, te zamen met de liefdevolle troost uit Uw Heilig Woord. Schenk de ambtsdragers Uw genade, opdat zij in hun trouwe arbeid mogen volharden ondanks moeite, verdriet of vervolging.
Verleen in het bijzonder Uw goddelijke zegen aan de gemeente waarover zij gesteld zijn, zodat deze zich aan de terechte vermaningen van de ouderlingen onderwerpt en hen omwille van het ambt in ere houdt.
Geef ons allen een mild hart voor armen en verdrukten en geef hun een dankbaar hart. Moge door dit alles Uw heilige Naam groot gemaakt en het rijk van Uw Zoon Christus bevorderd worden. In Zijn Naam besluiten wij ons gebed:
Onze Vader, Die in de hemelen zijt!
Uw Naam worde geheiligd.
Uw Koninkrijk kome.
Uw wil geschiede, gelijk in de hemel, alzo ook op de aarde.
Geef ons heden ons dagelijks brood.
En vergeef ons onze schulden,
gelijk ook wij vergeven onze schuldenaren.
En leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van de boze.
Want Uw is het Koninkrijk,
en de kracht,
en de heerlijkheid,
in eeuwigheid.
Amen.
Laat ouderlingen die goed leiding geven, dubbele eer waard geacht worden, vooral diegenen die arbeiden in het Woord en in de leer. 1 Timotheüs 5:17
Hetzij profetie, naar de mate van het geloof; hetzij dienstbetoon, in het dienen; hetzij wie onderwijst, in het onderwijzen; hetzij wie bemoedigt, in het bemoedigen; wie uitdeelt, in oprechtheid; wie leiding geeft, met inzet; wie zich over anderen ontfermt, met blijmoedigheid. Romeinen 12:7-8
God nu heeft sommigen in de gemeente een plaats gegeven: ten eerste apostelen, ten tweede profeten, ten derde leraars, vervolgens krachten, daarna genadegaven van genezingen, vormen van hulpverlening, bestuurlijke gaven, allerlei talen. 1 Korinthe 12:28
Als hij niet naar hen luistert, zeg het dan tegen de gemeente. En als hij ook niet naar de gemeente luistert, laat hij dan voor u als de heiden en de tollenaar zijn. Mattheüs 18:17
Laat alle dingen op een gepaste wijze en in goede orde gebeuren. 1 Korinthe 14:40
Zie dan toe op uzelf en op heel de kudde, te midden waarvan de Heilige Geest u tot opzieners aangesteld heeft om de gemeente van God te weiden, die Hij verkregen heeft door Zijn eigen bloed. Handelingen 20:28
De volgende dag zag Johannes Jezus naar zich toe komen en hij zei: Zie het Lam van God, Dat de zonde van de wereld wegneemt! Johannes 1:29
Voorwaar, onze ziekten heeft Híj op Zich genomen, ons leed heeft Hij gedragen. Wíj hielden Hem echter voor een geplaagde, door God geslagen en verdrukt. Jesaja 53:4
Want er was ook niemand onder hen die gebrek leed; want allen die landerijen of huizen bezaten, verkochten die en brachten de opbrengst van het verkochte en legden die aan de voeten van de apostelen. En aan ieder werd uitgedeeld naar dat men nodig had. Handelingen 4:34-35
In die dagen, toen het aantal discipelen steeds toenam, ontstond er gemor van de Griekssprekenden tegen de Hebreeën, omdat hun weduwen bij het dagelijkse dienstbetoon over het hoofd gezien werden. En de twaalf riepen de menigte van de discipelen bij zich en zeiden: Het is niet behoorlijk dat wij nalaten het Woord van God te verkondigen om de tafels te dienen. Zie daarom uit, broeders, naar zeven mannen uit uw midden, van wie men een goed getuigenis geeft, vol van de Heilige Geest en van wijsheid, die wij voor deze noodzakelijke taak zullen aanstellen. Handelingen 6:1-3
Hetzij wie bemoedigt, in het bemoedigen; wie uitdeelt, in oprechtheid; wie leiding geeft, met inzet; wie zich over anderen ontfermt, met blijmoedigheid. Romeinen 12:8
Hetzij wie bemoedigt, in het bemoedigen; wie uitdeelt, in oprechtheid; wie leiding geeft, met inzet; wie zich over anderen ontfermt, met blijmoedigheid. Romeinen 12:8
Laat ieder doen zoals hij in zijn hart voorgenomen heeft, niet met tegenzin of uit dwang, want God heeft een blijmoedige gever lief. 2 Korinthe 9:7
Laten wij dus, terwijl wij gelegenheid hebben, goeddoen aan allen, maar vooral aan de huisgenoten van het geloof. Galaten 6:10
En het geheimenis van het geloof vasthouden in een zuiver geweten. 1 Timotheüs 3:9
Want zij die hun dienst goed verricht hebben, maken dat zij hoog staan aangeschreven en veel vrijmoedigheid verkrijgen in het geloof in Christus Jezus. 1 Timotheüs 3:13
Deze bewijsteksten zijn ontleend aan de Bijbel in de Herziene Statenvertaling, © Stichting HSV 2010.
Momenteel is deze website in bèta-versie beschikbaar. U kunt al wel gebruik maken van deze website. In de komende maanden worden moeilijke en verouderde woorden in de klassieke liturgische formulieren voorzien van uitleg. Help mee en ondersteun deze werkzaamheden.